Schwedisch
Detailübersetzungen für livläkare (Schwedisch) ins Niederländisch
livläkare: (*Wort und Satz getrennt)
- liv: zijn; bestaan; leven; existentie; duurzaamheid; bestendigheid; levens; geharrewar; drukte; gedrang; toeloop; toevloed; tamtam; leventje; stampei
- läkare: dokter; arts; medicus; geneesheer