Übersicht
Schwedisch nach Niederländisch: mehr Daten
-
munter:
- blijmoedig; vrolijk; levendig; opgetogen; zonnig; lustig; opgewekt; uitgelaten; fideel; jolig; monter; dartel; kwiek; welgemoed; wakker; fleurig; blijgeestig; blij; opgeruimd; geestig; kleurig; ondeugend; kwajongensachtig; snaaks; guitig; schalks; bengelachtig; spotachtig; schelmachtig; schelms; schalkachtig
- opgewektheid
-
Wiktionary:
- munter → vrolijk
Schwedisch
Detailübersetzungen für munter (Schwedisch) ins Niederländisch
munter:
-
munter (muntert)
blijmoedig; vrolijk; levendig; opgetogen; zonnig; lustig; opgewekt; uitgelaten; fideel; jolig; monter; dartel; kwiek; welgemoed; wakker; fleurig; blijgeestig; blij; opgeruimd; geestig; kleurig-
blijmoedig Adjektiv
-
vrolijk Adjektiv
-
levendig Adjektiv
-
opgetogen Adjektiv
-
zonnig Adjektiv
-
lustig Adjektiv
-
opgewekt Adjektiv
-
uitgelaten Adjektiv
-
fideel Adjektiv
-
jolig Adjektiv
-
monter Adjektiv
-
dartel Adjektiv
-
kwiek Adjektiv
-
welgemoed Adjektiv
-
wakker Adjektiv
-
fleurig Adjektiv
-
blijgeestig Adjektiv
-
blij Adjektiv
-
opgeruimd Adjektiv
-
geestig Adjektiv
-
kleurig Adjektiv
-
-
munter (skojfrisk; skälmaktigt; uppslupet; lustig; muntert; lustigt; skojfriskt)
ondeugend; kwajongensachtig; snaaks; guitig; schalks; bengelachtig; spotachtig; schelmachtig; schelms; schalkachtig-
ondeugend Adjektiv
-
kwajongensachtig Adjektiv
-
snaaks Adjektiv
-
guitig Adjektiv
-
schalks Adjektiv
-
bengelachtig Adjektiv
-
spotachtig Adjektiv
-
schelmachtig Adjektiv
-
schelms Adjektiv
-
schalkachtig Adjektiv
-
-
munter (lättsamt; muntert; glättigt; lättsam)
-
munter (glatt; lyckligt; gladlynt; lycklig; muntert)
-
munter
de opgewektheid