Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Schwedisch ->Suche: waanzin

Niederländische und schwedische Suchergebnisse für: waanzin

Übersicht

Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten

waanzin:
- efterblivenhet; svammel; strunt; nonsens; struntprat
Wiktionary:
- waanzin → vansinne, vanvett
- waanzin → vansinne, vanvett, galenskap

Niederländisch

Detailübersetzungen für waanzin (Niederländisch) ins Schwedisch

waanzin:

waanzin [de ~ (m)] Nomen

de waanzin (achterlijkheid; idioterie; krankzinnigheid)
efterblivenhet
- efterblivenhet Nomen
de waanzin (kletskoek; humbug; flauwekul; gebeuzel; nonsens; gezwam; apekool; rimram; klets; geleuter; kul; kolderverhaal; larie; kolder; gezwets)
svammel; strunt; nonsens; struntprat
- svammel [-ett] Nomen
- strunt [-ett] Nomen
- nonsens Nomen
- struntprat [-ett] Nomen

Übersetzung Matrix für waanzin:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
efterblivenhet	achterlijkheid; idioterie; krankzinnigheid; waanzin
nonsens	apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin	brabbeltaal; gebrabbel; humbug; kul; larie; nonsens; onzin; zotteklap
strunt	apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin	gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat
struntprat	apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin	brabbeltaal; flut; gebazel; gebrabbel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; kul; larie; leuterpraat; nonsens; onzin; zotteklap
svammel	apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin

Wiktionary Übersetzungen für waanzin:

waanzin

noun

het lijden aan een geestesstoornis
- waanzin → vansinne; vanvett

Cross Translation:

From	To	Via
• waanzin	→ vansinne; vanvett	↔ affolement — état d’une personne affoler.
• waanzin	→ vansinne; vanvett; galenskap	↔ aliénation — juri\|fr transfert à autrui de la propriété d'une chose que l’on a dans son patrimoine.