Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für promoten (Niederländisch) ins Schwedisch
promoten:
Konjugationen für promoten:
o.t.t.
- promoot
- promoot
- promoot
- promoten
- promoten
- promoten
o.v.t.
- promootte
- promootte
- promootte
- promootten
- promootten
- promootten
v.t.t.
- heb gepromoot
- hebt gepromoot
- heeft gepromoot
- hebben gepromoot
- hebben gepromoot
- hebben gepromoot
v.v.t.
- had gepromoot
- had gepromoot
- had gepromoot
- hadden gepromoot
- hadden gepromoot
- hadden gepromoot
o.t.t.t.
- zal promoten
- zult promoten
- zal promoten
- zullen promoten
- zullen promoten
- zullen promoten
o.v.t.t.
- zou promoten
- zou promoten
- zou promoten
- zouden promoten
- zouden promoten
- zouden promoten
en verder
- ben gepromoot
- bent gepromoot
- is gepromoot
- zijn gepromoot
- zijn gepromoot
- zijn gepromoot
diversen
- promoot!
- promoot!
- gepromoot
- promotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für promoten:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hjälpa | hulpverlenen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avancera | avanceren; helpen; promoten | bevorderd worden; hogerop komen; naderen; tegemoetkomen; toenaderen; voorschieten; voorwaarts gaan; zich opwerken |
befordra | avanceren; helpen; promoten | iemand begunstigen; iets transporteren; naar voren plaatsen; transporteren; vervoeren; vervroegen; voorschuiven; voortrekken; vroeger uitvoeren dan gepland |
hjälpa | avanceren; helpen; promoten | assisteren; behulpzaam zijn; bijdragen; bijspringen; bijstaan; gedienstig zijn; handreiken; helpen; meedenken; meehelpen; ondersteunen; seconderen; weldoen |
puffa | avanceren; helpen; promoten | dringen; duwen |
pussa | avanceren; helpen; promoten | aanduwen |