Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. gestreng:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gestreng (Niederländisch) ins Schwedisch

gestreng:

gestreng Adjektiv

  1. gestreng (niet toegevend; streng)
    hårt; sträng; svårt; svår; strängt; oböjbart

Übersetzung Matrix für gestreng:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sträng aaneenschakeling; kabeldraad; kabelgaren; reeks; serie; snaar; tekenreeks
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hårt gestreng; niet toegevend; streng emotieloos; erg; fel; gevoelloos; hard; hardhandig; hardvochtig; harteloos; heftig; hevig; krachtig; liefdeloos; onbarmhartig; ongenadig; ongevoelig; onzacht; pittig; ruw; straf; zielloos
oböjbart gestreng; niet toegevend; streng
sträng gestreng; niet toegevend; streng inspannend; onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar; pittig; rigoureus; ruige; straf; veeleisend
strängt gestreng; niet toegevend; streng inspannend; onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar; pittig; rigoureus; ruige; straf; veeleisend
svår gestreng; niet toegevend; streng kritisch; lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; problematisch; zwaar
svårt gestreng; niet toegevend; streng complex; gecompliceerd; ingewikkeld; kritisch; lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; pittig; problematisch; ruige; straf; zwaar

Verwandte Wörter für "gestreng":


Wiktionary Übersetzungen für gestreng:


Cross Translation:
FromToVia
gestreng sträng gestrengveraltend: die Einhaltung der festgelegten Ordnung oder bestimmter Regeln gebietend