Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. verbreken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verbreken (Niederländisch) ins Schwedisch

verbreken:

verbreken Verb (verbreek, verbreekt, verbrak, verbraken, verbroken)

  1. verbreken (beëindigen; afbreken; ontbinden; )
    avbryta; skilja; splittra; söndra
    • avbryta Verb (avbryter, avbröt, avbrutit)
    • skilja Verb (skiljer, skiljde, skilt)
    • splittra Verb (splittrar, splittrade, splittrat)
    • söndra Verb (söndrar, söndrade, söndrat)

Konjugationen für verbreken:

o.t.t.
  1. verbreek
  2. verbreekt
  3. verbreekt
  4. verbreken
  5. verbreken
  6. verbreken
o.v.t.
  1. verbrak
  2. verbrak
  3. verbrak
  4. verbraken
  5. verbraken
  6. verbraken
v.t.t.
  1. heb verbroken
  2. hebt verbroken
  3. heeft verbroken
  4. hebben verbroken
  5. hebben verbroken
  6. hebben verbroken
v.v.t.
  1. had verbroken
  2. had verbroken
  3. had verbroken
  4. hadden verbroken
  5. hadden verbroken
  6. hadden verbroken
o.t.t.t.
  1. zal verbreken
  2. zult verbreken
  3. zal verbreken
  4. zullen verbreken
  5. zullen verbreken
  6. zullen verbreken
o.v.t.t.
  1. zou verbreken
  2. zou verbreken
  3. zou verbreken
  4. zouden verbreken
  5. zouden verbreken
  6. zouden verbreken
diversen
  1. verbreek!
  2. verbreekt!
  3. verbroken
  4. verbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verbreken [znw.] Nomen

  1. verbreken (onderbreking; onderbreken)
    uppehåll; avbrott; paus; avbrytande

Übersetzung Matrix für verbreken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avbrott onderbreken; onderbreking; verbreken IRQ; breuk; interrupt; interruptaanvraag; interruptie; onderbreking; pauze; reces; speelkwartier; storing; tussenpoos; verbreking; verderf
avbrytande onderbreken; onderbreking; verbreken afzegging; storing
paus onderbreken; onderbreking; verbreken halt; intermezzo; onderbreking; pauze; reces; rust; rustpauze; rustpoos; ruststand; rusttijd; steuntje; tussenpoos; tussenpozen; tussenspel; verpozing
uppehåll onderbreken; onderbreking; verbreken onderbreking; pauze; tussenpoos
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avbryta afbreken; beëindigen; forceren; ontbinden; opheffen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen afbreken; annuleren; in de rede vallen; interrumperen; onderbreken; verwijderen
skilja afbreken; beëindigen; forceren; ontbinden; opheffen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen
splittra afbreken; beëindigen; forceren; ontbinden; opheffen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen ergens uitscheuren; splinteren; tot splinters breken; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteenstuiven; uiteenvliegen; versplinteren
söndra afbreken; beëindigen; forceren; ontbinden; opheffen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen

Wiktionary Übersetzungen für verbreken:


Cross Translation:
FromToVia
verbreken avbryta; bryta; knäcka; krossa briserrompre, mettre en pièces.