Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Schwedisch ->Suche: eigenheid

Niederländische und schwedische Suchergebnisse für: eigenheid

Übersicht

Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten

eigen:
- inneboende; medfödd; medfött
Wiktionary:
- eigenheid → egenskap, egenart, egenhet
- eigen → egen, eget, egna, egennamn

Niederländisch

Detailübersetzungen für eigenheid (Niederländisch) ins Schwedisch

eigen:

eigen Adjektiv

eigen (inherent)
inneboende
- inneboende Adjektiv
eigen (van nature aanwezig; aangeboren; natuurlijk)
medfödd; medfött
- medfödd Adjektiv
- medfött Adjektiv

Übersetzung Matrix für eigen:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
inneboende		kamerbewoner; kostganger; kostgangster; pensiongast; pensiongaste
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
-	in eigendom hebben
Modifier	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
inneboende	eigen; inherent	intrinsiek
medfödd	aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig
medfött	aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig	aangeboren; ingeboren

Verwandte Wörter für "eigen":

eigenheid, eigene

Verwandte Definitionen für "eigen":

erbij horen¹
- die smaak is eigen aan broccoli¹
van jezelf¹
- dat zijn mijn eigen zaken¹

Wiktionary Übersetzungen für eigen:

Cross Translation:

From	To	Via
• eigen	→ egen; eget; egna	↔ own — belonging to (determiner)
• eigen	→ egennamn	↔ proper — grammar: designating a particular person, place or thing
• eigen	→ egen	↔ proper — belonging to oneself or itself, own

Wiktionary Übersetzungen für eigenheid:

Cross Translation:

From	To	Via
• eigenheid	→ egenskap; egenart; egenhet	↔ idiosyncrasy — way of behaving or thinking

¹Muiswerk Woordenboek