Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- dateren:
-
Wiktionary:
- dateren → åldersbestämma, datera
Niederländisch
Detailübersetzungen für dateren (Niederländisch) ins Schwedisch
dateren:
-
dateren (dagtekenen)
-
dateren (teruggrijpen; teruggaan)
Konjugationen für dateren:
o.t.t.
- dateer
- dateert
- dateert
- dateren
- dateren
- dateren
o.v.t.
- dateerde
- dateerde
- dateerde
- dateerden
- dateerden
- dateerden
v.t.t.
- heb gedateerd
- hebt gedateerd
- heeft gedateerd
- hebben gedateerd
- hebben gedateerd
- hebben gedateerd
v.v.t.
- had gedateerd
- had gedateerd
- had gedateerd
- hadden gedateerd
- hadden gedateerd
- hadden gedateerd
o.t.t.t.
- zal dateren
- zult dateren
- zal dateren
- zullen dateren
- zullen dateren
- zullen dateren
o.v.t.t.
- zou dateren
- zou dateren
- zou dateren
- zouden dateren
- zouden dateren
- zouden dateren
en verder
- is gedateerd
- zijn gedateerd
diversen
- dateer!
- dateert!
- gedateerd
- daterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für dateren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
datera | dagtekenen; dateren | omgaan met; verkeren |
gå tillbaka till | dateren; teruggaan; teruggrijpen | |
återgå | dateren; teruggaan; teruggrijpen |
Verwandte Definitionen für "dateren":
Schwedisch
Detailübersetzungen für dateren (Schwedisch) ins Niederländisch
dateren: (*Wort und Satz getrennt)
- date: afspraak; liaison; afgesproken ontmoeting
- ren: rendier; net; schoon; proper; rein; kuis; deugdzaam; zedig; eerzaam; netjes; gaaf; zuiver; ongerept; gereinigd; onaangeraakt; gekuist; virginaal; zedig gemaakt; onschuldig; puur; ordelijk; louter; opgeruimd; pure; zuivere; maagdelijk; onbevlekt; onversneden; onvermengd
- ören: centen; geldstukken; duiten