Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. strikt:
  2. strikken:
  3. Wiktionary:
Schwedisch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. strikt:
    The word strikt exists in our database, but we currently do not have a translation from Swedish to Dutch.


Niederländisch

Detailübersetzungen für strikt (Niederländisch) ins Schwedisch

strikt:


Übersetzung Matrix für strikt:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bindandet bindend; dwingend; streng; strikt; stringent
efter regel streng; strikt; volgens de regels
exakt onvermurwbaar; streng; strikt; stringent accuraat; afgepast; exact; gedetailleerd; haarfijn; juist; krek; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; net; precies; ragfijn; secuur; zorgvuldig
punktlig exact; precies; punctueel; stipt; strikt conscientieus; nauwgezet; nauwkeurig; zorgvuldig
punktligt exact; precies; punctueel; stipt; strikt conscientieus; nauwgezet; nauwkeurig; precies; stipt; zorgvuldig
slagkraftig bindend; dwingend; streng; strikt; stringent
slagkraftigt bindend; dwingend; streng; strikt; stringent
stringent bindend; dwingend; onvermurwbaar; streng; strikt; stringent
övertygandet bindend; dwingend; streng; strikt; stringent

Verwandte Wörter für "strikt":

  • striktheid, strikter, striktere, striktst, striktste

Wiktionary Übersetzungen für strikt:


Cross Translation:
FromToVia
strikt ordagrann literal — following the letter or exact words, not taking liberties

strikt form of strikken:

strikken Verb (strik, strikt, strikte, strikten, gestrikt)

  1. strikken (in de val laten lopen)
    knyta; binda; fästa
    • knyta Verb (knyter, knöt, knuttit)
    • binda Verb (binder, band, bundit)
    • fästa Verb (fästar, fästade, fästat)
  2. strikken (knevelen; binden; vastbinden; vastmaken; knopen)
    bakbinda; binda fast; fjättra
    • bakbinda Verb (bakbinder, bakband, bakbundit)
    • binda fast Verb (binder fast, band fast, bundit fast)
    • fjättra Verb (fjättrar, fjättrade, fjättrat)
  3. strikken (vastknopen; aan elkaar knopen; knopen; aan elkaar binden)
    knyta; binda; fästa; knäppa; fixera; sätta fast
    • knyta Verb (knyter, knöt, knuttit)
    • binda Verb (binder, band, bundit)
    • fästa Verb (fästar, fästade, fästat)
    • knäppa Verb (knäpper, knäppte, knäppt)
    • fixera Verb (fixerar, fixerade, fixerat)
    • sätta fast Verb (sätter fast, satte fast, satt fast)

Konjugationen für strikken:

o.t.t.
  1. strik
  2. strikt
  3. strikt
  4. strikken
  5. strikken
  6. strikken
o.v.t.
  1. strikte
  2. strikte
  3. strikte
  4. strikten
  5. strikten
  6. strikten
v.t.t.
  1. heb gestrikt
  2. hebt gestrikt
  3. heeft gestrikt
  4. hebben gestrikt
  5. hebben gestrikt
  6. hebben gestrikt
v.v.t.
  1. had gestrikt
  2. had gestrikt
  3. had gestrikt
  4. hadden gestrikt
  5. hadden gestrikt
  6. hadden gestrikt
o.t.t.t.
  1. zal strikken
  2. zult strikken
  3. zal strikken
  4. zullen strikken
  5. zullen strikken
  6. zullen strikken
o.v.t.t.
  1. zou strikken
  2. zou strikken
  3. zou strikken
  4. zouden strikken
  5. zouden strikken
  6. zouden strikken
en verder
  1. ben gestrikt
  2. bent gestrikt
  3. is gestrikt
  4. zijn gestrikt
  5. zijn gestrikt
  6. zijn gestrikt
diversen
  1. strik!
  2. strikt!
  3. gestrikt
  4. strikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für strikken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
binda damesverband; maandverband; windsel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bakbinda binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken
binda aan elkaar binden; aan elkaar knopen; in de val laten lopen; knopen; strikken; vastknopen aan een touw vastleggen; vastbinden; vastleggen; vastsjorren; vastsnoeren; verbinden
binda fast binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken afbinden; afsnoeren; dichtbinden; om het lijf binden; ombinden; omwinden; onderbinden; toebinden
fixera aan elkaar binden; aan elkaar knopen; knopen; strikken; vastknopen
fjättra binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken
fästa aan elkaar binden; aan elkaar knopen; in de val laten lopen; knopen; strikken; vastknopen aan een touw vastleggen; aanhaken; aanhechten; aankoppelen; bevestigen; hechten; implanteren; inplanten; uitlijnen; vastbinden; vasthaken; vastkoppelen; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren
knyta aan elkaar binden; aan elkaar knopen; in de val laten lopen; knopen; strikken; vastknopen samenballen; vastbinden; vastsjorren
knäppa aan elkaar binden; aan elkaar knopen; knopen; strikken; vastknopen gespen
sätta fast aan elkaar binden; aan elkaar knopen; knopen; strikken; vastknopen aan elkaar bevestigen; aandraaien; aanhechten; aanspelden; bevestigen; door draaien vastmaken; hechten; vastmaken

Verwandte Wörter für "strikken":


Wiktionary Übersetzungen für strikken:


Cross Translation:
FromToVia
strikken binda binden — (transitiv) durch ein Band zusammenhalten
strikken fånga in; infånga einfangen — ein entlaufenes Wesen wieder fangen
strikken locka; beta; agna ködern — jemanden oder ein Tier anlocken, in eine Falle locken
strikken binda tie — to attach or fasten with string

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für strikt



Schwedisch

Detailübersetzungen für strikt (Schwedisch) ins Niederländisch

strikt:


Synonyms for "strikt":


Computerübersetzung von Drittern: