Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für menen (Niederländisch) ins Schwedisch
menen:
-
menen (van mening zijn)
Konjugationen für menen:
o.t.t.
- meen
- meent
- meent
- menen
- menen
- menen
o.v.t.
- meende
- meende
- meende
- meenden
- meenden
- meenden
v.t.t.
- heb gemeend
- hebt gemeend
- heeft gemeend
- hebben gemeend
- hebben gemeend
- hebben gemeend
v.v.t.
- had gemeend
- had gemeend
- had gemeend
- hadden gemeend
- hadden gemeend
- hadden gemeend
o.t.t.t.
- zal menen
- zult menen
- zal menen
- zullen menen
- zullen menen
- zullen menen
o.v.t.t.
- zou menen
- zou menen
- zou menen
- zouden menen
- zouden menen
- zouden menen
diversen
- meen!
- meent!
- gemeend
- menend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für menen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anse | menen; van mening zijn | |
finna | menen; van mening zijn | lokaliseren; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opsporen; traceren; vinden |
mena | menen; van mening zijn | bedoelen; doelen; ergens iets mee willen zeggen; van plan zijn; voorhebben |
tycka | menen; van mening zijn | nadenken; peinzen; piekeren; prakkiseren |
- | denken |