Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. knauwen:
  2. knauw:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für knauwen (Niederländisch) ins Schwedisch

knauwen:

knauwen Verb (knauw, knauwt, knauwde, knauwden, geknauwd)

  1. knauwen (kluiven)
    knapra; gnaga
    • knapra Verb (knaprar, knaprade, knaprat)
    • gnaga Verb (gnagar, gnagade, gnagat)
  2. knauwen (knagen)
    mumsa; knapra
    • mumsa Verb (mumsar, mumsade, mumsat)
    • knapra Verb (knaprar, knaprade, knaprat)
  3. knauwen (pijn doen; zeer doen; pijn bezorgen)
    skada; göra illa
    • skada Verb (skadar, skadade, skadat)
    • göra illa Verb (gör illa, gjorde illa, gjort illa)

Konjugationen für knauwen:

o.t.t.
  1. knauw
  2. knauwt
  3. knauwt
  4. knauwen
  5. knauwen
  6. knauwen
o.v.t.
  1. knauwde
  2. knauwde
  3. knauwde
  4. knauwden
  5. knauwden
  6. knauwden
v.t.t.
  1. heb geknauwd
  2. hebt geknauwd
  3. heeft geknauwd
  4. hebben geknauwd
  5. hebben geknauwd
  6. hebben geknauwd
v.v.t.
  1. had geknauwd
  2. had geknauwd
  3. had geknauwd
  4. hadden geknauwd
  5. hadden geknauwd
  6. hadden geknauwd
o.t.t.t.
  1. zal knauwen
  2. zult knauwen
  3. zal knauwen
  4. zullen knauwen
  5. zullen knauwen
  6. zullen knauwen
o.v.t.t.
  1. zou knauwen
  2. zou knauwen
  3. zou knauwen
  4. zouden knauwen
  5. zouden knauwen
  6. zouden knauwen
diversen
  1. knauw!
  2. knauwt!
  3. geknauwd
  4. knauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für knauwen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
göra illa pijn doen; zeer doen
skada afbreuk; averij; belediging; benadeling; beschadigen; beschadiging; blessure; grief; het verliezen; krenking; kwetsen; kwetsuur; laster; letsel; nadeel; oneer; schade; schadepost; schande; smaad; verlies; verliespost; verwonding; wond
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gnaga kluiven; knauwen aanbijten; aanvreten; etteren; inkankeren; knabbelen; peuzelen; pus afscheiden
göra illa knauwen; pijn bezorgen; pijn doen; zeer doen aandoen; benadelen; duperen; in elkaar slaan; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen; verwonden; zeer doen
knapra kluiven; knagen; knauwen knabbelen; peuzelen; spijzen
mumsa knagen; knauwen
skada knauwen; pijn bezorgen; pijn doen; zeer doen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; krenken; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn voor; onteren; ontwijden; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
skada helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig

Verwandte Wörter für "knauwen":


Wiktionary Übersetzungen für knauwen:


Cross Translation:
FromToVia
knauwen bita; nappa mordre — Serrer avec les dents de manière à entamer. (Sens général).

knauw:

knauw [de ~ (m)] Nomen

  1. de knauw
    bit; tugga

Übersetzung Matrix für knauw:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bit knauw aanbijten; bit; breuk; breukgetal; brok; brokje; deel; eindje; fiche; fractie; fragmentje; gedeelte; groot en dik stuk; homp; klein stukje; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; moot; part; partje; plak; plakje; schijfje; snippertje; stuk; stukje; suikerklontje; tranche
tugga knauw hachee; hap; prak
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
tugga kauwen

Verwandte Wörter für "knauw":