Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- afstoten:
-
Wiktionary:
- afstoten → repellera, tacka nej till, neka, vägra, missbilliga, förjaga
Niederländisch
Detailübersetzungen für afstoten (Niederländisch) ins Schwedisch
afstoten:
-
afstoten (eraf duwen)
Konjugationen für afstoten:
o.t.t.
- stoot af
- stoot af
- stoot af
- stoten af
- stoten af
- stoten af
o.v.t.
- stootte af
- stootte af
- stootte af
- stootten af
- stootten af
- stootten af
v.t.t.
- heb afgestoten
- hebt afgestoten
- heeft afgestoten
- hebben afgestoten
- hebben afgestoten
- hebben afgestoten
v.v.t.
- had afgestoten
- had afgestoten
- had afgestoten
- hadden afgestoten
- hadden afgestoten
- hadden afgestoten
o.t.t.t.
- zal afstoten
- zult afstoten
- zal afstoten
- zullen afstoten
- zullen afstoten
- zullen afstoten
o.v.t.t.
- zou afstoten
- zou afstoten
- zou afstoten
- zouden afstoten
- zouden afstoten
- zouden afstoten
diversen
- stoot af!
- stoot af!
- afgestoten
- afstotende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afstoten
Übersetzung Matrix für afstoten:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bortstötning | afstoten | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
knuffa av | afstoten; eraf duwen | |
trycka bort | afstoten; eraf duwen | eraf duwen |