Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für bedelen (Niederländisch) ins Schwedisch
bedelen:
-
bedelen (begiftigen; beschenken)
-
bedelen (schooien)
Konjugationen für bedelen:
o.t.t.
- bedel
- bedelt
- bedelt
- bedelen
- bedelen
- bedelen
o.v.t.
- bedelde
- bedelde
- bedelde
- bedelden
- bedelden
- bedelden
v.t.t.
- heb gebedeld
- hebt gebedeld
- heeft gebedeld
- hebben gebedeld
- hebben gebedeld
- hebben gebedeld
v.v.t.
- had gebedeld
- had gebedeld
- had gebedeld
- hadden gebedeld
- hadden gebedeld
- hadden gebedeld
o.t.t.t.
- zal bedelen
- zult bedelen
- zal bedelen
- zullen bedelen
- zullen bedelen
- zullen bedelen
o.v.t.t.
- zou bedelen
- zou bedelen
- zou bedelen
- zouden bedelen
- zouden bedelen
- zouden bedelen
diversen
- bedel!
- bedelt!
- gebedeld
- bedelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bedelen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
tiggande | bedelen; schooien | klaploperij |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bedja | bedelen; schooien | bidden; hunkeren; in gebed zijn; soebatten; sterk verlangen |
begåva | bedelen; begiftigen; beschenken | |
förläna | bedelen; begiftigen; beschenken | |
tigga | bedelen; schooien | afbedelen; bidden; smeken; verzoeken; vragen |
utrusta | bedelen; begiftigen; beschenken | gerieven; outilleren; toerusten; uitrusten; zich uitrusten |