Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für ontheiligen (Niederländisch) ins Schwedisch
ontheiligen:
Konjugationen für ontheiligen:
o.t.t.
- ontheilig
- ontheiligt
- ontheiligt
- ontheiligen
- ontheiligen
- ontheiligen
o.v.t.
- ontheiligde
- ontheiligde
- ontheiligde
- ontheiligden
- ontheiligden
- ontheiligden
v.t.t.
- heb ontheiligd
- hebt ontheiligd
- heeft ontheiligd
- hebben ontheiligd
- hebben ontheiligd
- hebben ontheiligd
v.v.t.
- had ontheiligd
- had ontheiligd
- had ontheiligd
- hadden ontheiligd
- hadden ontheiligd
- hadden ontheiligd
o.t.t.t.
- zal ontheiligen
- zult ontheiligen
- zal ontheiligen
- zullen ontheiligen
- zullen ontheiligen
- zullen ontheiligen
o.v.t.t.
- zou ontheiligen
- zou ontheiligen
- zou ontheiligen
- zouden ontheiligen
- zouden ontheiligen
- zouden ontheiligen
diversen
- ontheilig!
- ontheiligt!
- ontheiligd
- ontheiligend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ontheiligen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skända | ontheiligen; ontwijden; schenden | |
vanhelga | ontheiligen; ontwijden; schenden | schofferen |
Wiktionary Übersetzungen für ontheiligen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontheiligen | → skända; profanera; vanhelga | ↔ entweihen — geweihte oder geheiligte Dinge schänden, entehren |