Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. verwoord:
  2. verwoorden:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verwoord (Niederländisch) ins Schwedisch

verwoord:

verwoord Adjektiv

  1. verwoord (gezegd; genoemd)
    nämnt; sagt; sagd; anförd

Übersetzung Matrix für verwoord:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anförd genoemd; gezegd; verwoord
nämnt genoemd; gezegd; verwoord gemeld
sagd genoemd; gezegd; verwoord gemeld
sagt genoemd; gezegd; verwoord gemeld

Verwandte Wörter für "verwoord":

  • verwoorde

verwoord form of verwoorden:

verwoorden Verb (verwoord, verwoordt, verwoordde, verwoordden, verwoord)

  1. verwoorden (uitdrukking geven aan; uiten; uitdrukken; uiting geven aan; vertolken)
    tolka; ge uttryck åt
    • tolka Verb (tolkar, tolkade, tolkat)
    • ge uttryck åt Verb (ger uttryck åt, gav uttryck åt, givit uttryck åt)
  2. verwoorden (verbaliseren; formuleren)
    verbalisera; uttrycka; formulera i ord; ge röst åt
    • verbalisera Verb (verbaliserar, verbaliserade, verbaliserat)
    • uttrycka Verb (uttrycker, uttryckte, uttryckt)
    • formulera i ord Verb (formulerar i ord, formulerade i ord, formulerat i ord)
    • ge röst åt Verb (ger röst åt, gav röst åt, givit röst åt)
  3. verwoorden (ter sprake brengen; zeggen; vertellen; naar voren brengen; opmerken)
    ta upp något; ventilera något
    • ta upp något Verb (tar upp något, tog upp något, tagit upp något)
    • ventilera något Verb (ventilerar något, ventilerade något, ventilerat något)

Konjugationen für verwoorden:

o.t.t.
  1. verwoord
  2. verwoordt
  3. verwoordt
  4. verwoorden
  5. verwoorden
  6. verwoorden
o.v.t.
  1. verwoordde
  2. verwoordde
  3. verwoordde
  4. verwoordden
  5. verwoordden
  6. verwoordden
v.t.t.
  1. heb verwoord
  2. hebt verwoord
  3. heeft verwoord
  4. hebben verwoord
  5. hebben verwoord
  6. hebben verwoord
v.v.t.
  1. had verwoord
  2. had verwoord
  3. had verwoord
  4. hadden verwoord
  5. hadden verwoord
  6. hadden verwoord
o.t.t.t.
  1. zal verwoorden
  2. zult verwoorden
  3. zal verwoorden
  4. zullen verwoorden
  5. zullen verwoorden
  6. zullen verwoorden
o.v.t.t.
  1. zou verwoorden
  2. zou verwoorden
  3. zou verwoorden
  4. zouden verwoorden
  5. zouden verwoorden
  6. zouden verwoorden
diversen
  1. verwoord!
  2. verwoordt!
  3. verwoord
  4. verwoordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verwoorden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
formulera i ord formuleren; verbaliseren; verwoorden
ge röst åt formuleren; verbaliseren; verwoorden
ge uttryck åt uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden formuleren; in een formule brengen
ta upp något naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen
tolka uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden begrijpen; interpreteren; opvatten; overbrengen; translateren; uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertalen; vertolken
uttrycka formuleren; verbaliseren; verwoorden formuleren; fraseren; in een formule brengen; tot uitdrukking brengen
ventilera något naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen
verbalisera formuleren; verbaliseren; verwoorden

Wiktionary Übersetzungen für verwoorden:


Cross Translation:
FromToVia
verwoorden beskriva; leka; spela; uttrycka représenterprésenter de nouveau.