Niederländisch

Detailübersetzungen für verloop (Niederländisch) ins Schwedisch

verloop:

verloop Adjektiv

  1. verloop
    runda; rundat

verloop [het ~] Nomen

  1. het verloop (vooruitgang; voortgang; progressie; ontwikkelingsgang; vordering)
    framsteg

Übersetzung Matrix für verloop:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
framsteg ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering voorschotten
runda beurt; ronden; rondje; spelletje
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
runda verloop bol; bolstaand
rundat verloop bol; bolstaand

Wiktionary Übersetzungen für verloop:


Cross Translation:
FromToVia
verloop klarsynthet perspicacity — Acute discernment or understanding; insight
verloop förlopp Ablaufallgemein: Prozess, Abfolge
verloop ändring altération — physique|fr chimie|fr changement dans l’état d’une chose.
verloop förändring; ändring transformationaction de transformer.

verlopen:

verlopen Adjektiv

  1. verlopen (verstreken; beëindigd; vervallen; voorbij)
  2. verlopen (onooglijk)
  3. verlopen (aan lager wal)
    sjaskigt; utsliten; sjaskig; malätet; utslitet
  4. verlopen (haveloos; sjofel; schamel; )
    ruggig; ruggigt; ovårdat; raggigt; i trasor

verlopen Verb (verloop, verloopt, verliep, verliepen, verlopen)

  1. verlopen (verstrijken; voorbijgaan; vervallen; vergaan; aflopen)
    passera; ske; förgå; gå förbi; hända
    • passera Verb (passerar, passerade, passerat)
    • ske Verb (sker, skedde, skett)
    • förgå Verb (förgår, förgick, förgått)
    • gå förbi Verb (går förbi, gick förbi, gått förbi)
    • hända Verb (händer, händde, händt)

Konjugationen für verlopen:

o.t.t.
  1. verloop
  2. verloopt
  3. verloopt
  4. verlopen
  5. verlopen
  6. verlopen
o.v.t.
  1. verliep
  2. verliep
  3. verliep
  4. verliepen
  5. verliepen
  6. verliepen
v.t.t.
  1. ben verlopen
  2. bent verlopen
  3. is verlopen
  4. zijn verlopen
  5. zijn verlopen
  6. zijn verlopen
v.v.t.
  1. was verlopen
  2. was verlopen
  3. was verlopen
  4. waren verlopen
  5. waren verlopen
  6. waren verlopen
o.t.t.t.
  1. zal verlopen
  2. zult verlopen
  3. zal verlopen
  4. zullen verlopen
  5. zullen verlopen
  6. zullen verlopen
o.v.t.t.
  1. zou verlopen
  2. zou verlopen
  3. zou verlopen
  4. zouden verlopen
  5. zouden verlopen
  6. zouden verlopen
diversen
  1. verloop!
  2. verloopt!
  3. verlopen
  4. verlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verlopen [znw.] Nomen

  1. verlopen

Übersetzung Matrix für verlopen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förflutet verleden
upphörd att gälla verlopen
utsliten slijten; verslijten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förgå aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan achteruitgaan; afnemen; declineren; minder worden
gå förbi aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan doorvaren; inhalen; overwaaien; passeren; voorbijgaan; voorbijlopen; voorbijrijden; voorbijtrekken
hända aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; toegaan; tot stand komen; voorkomen; zich voordoen
passera aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan doorreizen; inhalen; passeren; slagen voor; voorbijgaan; voorbijrijden
ske aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; toegaan; tot stand komen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förfluten beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij Verstreken
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förfallet beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij aftands; bouwvallig; brokkelig; gammel; kruimelend; kruimig; ruïneus
förflutet beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij
i trasor armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen
malätet aan lager wal; verlopen mottig
oansenlig onooglijk; verlopen onopvallend
oansenligt onooglijk; verlopen onopvallend
ovårdat armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen onordelijk; ordeloos; wanordelijk
raggigt armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen ruigharig; ruwharig
ruggig armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen ruigharig; ruwharig
ruggigt armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen ruigharig; ruwharig
sjaskig aan lager wal; verlopen onordelijk; ordeloos; wanordelijk
sjaskigt aan lager wal; verlopen morsig; onordelijk; ordeloos; ranzig; slonzig; slordig; smerig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; wanordelijk
utgången beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij
utgånget beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij
utsliten aan lager wal; verlopen afgedragen; afgeleefd; afgesloofd; afgetrapt; bekaf; doorgesleten; oud; versleten; vervallen
utslitet aan lager wal; verlopen afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; bekaf; doorgesleten; oud; versleten; vervallen

Wiktionary Übersetzungen für verlopen:


Cross Translation:
FromToVia
verlopen löpa ut; gå ut expire — become invalid
verlopen ; fara; åka allerse déplacer jusqu'à un endroit.
verlopen sluta; fullborda; ända finirachever, terminer, arriver à échéance, cesser, finaliser.
verlopen backa; rygga; baklänges reculertirer ou pousser un objet en arrière.

Verwandte Übersetzungen für verloop