Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. toesluipen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für toesluipen (Niederländisch) ins Schwedisch

toesluipen:

toesluipen Verb (sluip toe, sluipt toe, sloop toe, slopen toe, toegeslopen)

  1. toesluipen (aansluipen; sluipend naderen)
    smyga sig på
    • smyga sig på Verb (smyger sig på, smög sig på, smugit sig på)

Konjugationen für toesluipen:

o.t.t.
  1. sluip toe
  2. sluipt toe
  3. sluipt toe
  4. sluipen toe
  5. sluipen toe
  6. sluipen toe
o.v.t.
  1. sloop toe
  2. sloop toe
  3. sloop toe
  4. slopen toe
  5. slopen toe
  6. slopen toe
v.t.t.
  1. heb toegeslopen
  2. hebt toegeslopen
  3. heeft toegeslopen
  4. hebben toegeslopen
  5. hebben toegeslopen
  6. hebben toegeslopen
v.v.t.
  1. had toegeslopen
  2. had toegeslopen
  3. had toegeslopen
  4. hadden toegeslopen
  5. hadden toegeslopen
  6. hadden toegeslopen
o.t.t.t.
  1. zal toesluipen
  2. zult toesluipen
  3. zal toesluipen
  4. zullen toesluipen
  5. zullen toesluipen
  6. zullen toesluipen
o.v.t.t.
  1. zou toesluipen
  2. zou toesluipen
  3. zou toesluipen
  4. zouden toesluipen
  5. zouden toesluipen
  6. zouden toesluipen
en verder
  1. ben toegeslopen
  2. bent toegeslopen
  3. is toegeslopen
  4. zijn toegeslopen
  5. zijn toegeslopen
  6. zijn toegeslopen
diversen
  1. sluip toe!
  2. sluipt toe!
  3. toegeslopen
  4. toesluipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für toesluipen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
smyga sig på aansluipen; sluipend naderen; toesluipen bekruipen; besluipen; tijgeren