Niederländisch
Detailübersetzungen für toesluipen (Niederländisch) ins Schwedisch
toesluipen:
-
toesluipen (aansluipen; sluipend naderen)
Konjugationen für toesluipen:
o.t.t.
- sluip toe
- sluipt toe
- sluipt toe
- sluipen toe
- sluipen toe
- sluipen toe
o.v.t.
- sloop toe
- sloop toe
- sloop toe
- slopen toe
- slopen toe
- slopen toe
v.t.t.
- heb toegeslopen
- hebt toegeslopen
- heeft toegeslopen
- hebben toegeslopen
- hebben toegeslopen
- hebben toegeslopen
v.v.t.
- had toegeslopen
- had toegeslopen
- had toegeslopen
- hadden toegeslopen
- hadden toegeslopen
- hadden toegeslopen
o.t.t.t.
- zal toesluipen
- zult toesluipen
- zal toesluipen
- zullen toesluipen
- zullen toesluipen
- zullen toesluipen
o.v.t.t.
- zou toesluipen
- zou toesluipen
- zou toesluipen
- zouden toesluipen
- zouden toesluipen
- zouden toesluipen
en verder
- ben toegeslopen
- bent toegeslopen
- is toegeslopen
- zijn toegeslopen
- zijn toegeslopen
- zijn toegeslopen
diversen
- sluip toe!
- sluipt toe!
- toegeslopen
- toesluipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für toesluipen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
smyga sig på | aansluipen; sluipend naderen; toesluipen | bekruipen; besluipen; tijgeren |