Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. stoeien:


Niederländisch

Detailübersetzungen für stoeien (Niederländisch) ins Schwedisch

stoeien:

stoeien Verb (stoei, stoeit, stoeide, stoeiden, gestoeid)

  1. stoeien (ravotten; dollen; zich uitleven; wild spelen; wild rennen)
    leka runt; springa vilt som en häst

Konjugationen für stoeien:

o.t.t.
  1. stoei
  2. stoeit
  3. stoeit
  4. stoeien
  5. stoeien
  6. stoeien
o.v.t.
  1. stoeide
  2. stoeide
  3. stoeide
  4. stoeiden
  5. stoeiden
  6. stoeiden
v.t.t.
  1. heb gestoeid
  2. hebt gestoeid
  3. heeft gestoeid
  4. hebben gestoeid
  5. hebben gestoeid
  6. hebben gestoeid
v.v.t.
  1. had gestoeid
  2. had gestoeid
  3. had gestoeid
  4. hadden gestoeid
  5. hadden gestoeid
  6. hadden gestoeid
o.t.t.t.
  1. zal stoeien
  2. zult stoeien
  3. zal stoeien
  4. zullen stoeien
  5. zullen stoeien
  6. zullen stoeien
o.v.t.t.
  1. zou stoeien
  2. zou stoeien
  3. zou stoeien
  4. zouden stoeien
  5. zouden stoeien
  6. zouden stoeien
en verder
  1. ben gestoeid
  2. bent gestoeid
  3. is gestoeid
  4. zijn gestoeid
  5. zijn gestoeid
  6. zijn gestoeid
diversen
  1. stoei!
  2. stoeit!
  3. gestoeid
  4. stoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für stoeien:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
leka runt dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven
springa vilt som en häst dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven

Computerübersetzung von Drittern: