Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. overwerken:
  2. overwerk:


Niederländisch

Detailübersetzungen für overwerken (Niederländisch) ins Schwedisch

overwerken:

overwerken Verb (werk over, werkt over, werkte over, werkten over, overgewerkt)

  1. overwerken
    arbeta övertid
    • arbeta övertid Verb (arbetar övertid, arbetade övertid, arbetat övertid)

Konjugationen für overwerken:

o.t.t.
  1. werk over
  2. werkt over
  3. werkt over
  4. werken over
  5. werken over
  6. werken over
o.v.t.
  1. werkte over
  2. werkte over
  3. werkte over
  4. werkten over
  5. werkten over
  6. werkten over
v.t.t.
  1. heb overgewerkt
  2. hebt overgewerkt
  3. heeft overgewerkt
  4. hebben overgewerkt
  5. hebben overgewerkt
  6. hebben overgewerkt
v.v.t.
  1. had overgewerkt
  2. had overgewerkt
  3. had overgewerkt
  4. hadden overgewerkt
  5. hadden overgewerkt
  6. hadden overgewerkt
o.t.t.t.
  1. zal overwerken
  2. zult overwerken
  3. zal overwerken
  4. zullen overwerken
  5. zullen overwerken
  6. zullen overwerken
o.v.t.t.
  1. zou overwerken
  2. zou overwerken
  3. zou overwerken
  4. zouden overwerken
  5. zouden overwerken
  6. zouden overwerken
en verder
  1. ben overwerkt
  2. bent overwerkt
  3. is overwerkt
  4. zijn overwerkt
  5. zijn overwerkt
  6. zijn overwerkt
diversen
  1. werk over!
  2. werkt over!
  3. overgewerkt
  4. overwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für overwerken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arbeta övertid overwerken

Verwandte Wörter für "overwerken":


overwerken form of overwerk:

overwerk [het ~] Nomen

  1. het overwerk (overuur)
    övertid

Übersetzung Matrix für overwerk:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
övertid overuur; overwerk overuren; overuur

Verwandte Wörter für "overwerk":