Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. opgetrokken:
  2. optrekken:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opgetrokken (Niederländisch) ins Schwedisch

opgetrokken:

opgetrokken Adjektiv

  1. opgetrokken (helder geworden; verhelderd; opgehelderd)
    klargjort; klargjord

Übersetzung Matrix für opgetrokken:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
klargjord helder geworden; opgehelderd; opgetrokken; verhelderd duidelijk; verhelderend
klargjort helder geworden; opgehelderd; opgetrokken; verhelderd duidelijk; verhelderend

opgetrokken form of optrekken:

optrekken Verb (trek op, trekt op, trok op, trokken op, opgetrokken)

  1. optrekken (overeindzetten; oprichten)
    upprätta; starta; inrätta
    • upprätta Verb (upprättar, upprättade, upprättat)
    • starta Verb (startar, startade, startat)
    • inrätta Verb (inrättar, inrättade, inrättat)
  2. optrekken (omgaan)
    umgås med
    • umgås med Verb (umgår med, umgick med, umgått med)

Konjugationen für optrekken:

o.t.t.
  1. trek op
  2. trekt op
  3. trekt op
  4. trekken op
  5. trekken op
  6. trekken op
o.v.t.
  1. trok op
  2. trok op
  3. trok op
  4. trokken op
  5. trokken op
  6. trokken op
v.t.t.
  1. ben opgetrokken
  2. bent opgetrokken
  3. is opgetrokken
  4. zijn opgetrokken
  5. zijn opgetrokken
  6. zijn opgetrokken
v.v.t.
  1. was opgetrokken
  2. was opgetrokken
  3. was opgetrokken
  4. waren opgetrokken
  5. waren opgetrokken
  6. waren opgetrokken
o.t.t.t.
  1. zal optrekken
  2. zult optrekken
  3. zal optrekken
  4. zullen optrekken
  5. zullen optrekken
  6. zullen optrekken
o.v.t.t.
  1. zou optrekken
  2. zou optrekken
  3. zou optrekken
  4. zouden optrekken
  5. zouden optrekken
  6. zouden optrekken
diversen
  1. trek op!
  2. trekt op!
  3. opgetrokken
  4. optrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

optrekken [znw.] Nomen

  1. optrekken (accelereren; versnellen)

Übersetzung Matrix für optrekken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acceleration accelereren; optrekken; versnellen acceleratie; versnelling
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
inrätta oprichten; optrekken; overeindzetten reglementeren
starta oprichten; optrekken; overeindzetten aanvangen; beginnen; in werking stellen; initialiseren; initiëren; intreden; inzetten; op gang brengen; op gang komen; opstarten; starten; van start gaan
umgås med omgaan; optrekken
upprätta oprichten; optrekken; overeindzetten
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
starta opstarten; start

Verwandte Definitionen für "optrekken":

  1. bouwen1
    • het gebouw was opgetrokken uit klei1
  2. met hem omgaan1
    • wij zijn vroeger veel met elkaar opgetrokken1
  3. sneller gaan rijden1
    • toen ik naast hem ging rijden, trok de auto op1

Wiktionary Übersetzungen für optrekken:


Cross Translation:
FromToVia
optrekken avancera advance — to move forwards, to approach
optrekken varva rev — to increase the speed of a motor
optrekken grina sneer — raise a corner of the upper lip slightly in scorn