Niederländisch
Detailübersetzungen für opbiechten (Niederländisch) ins Schwedisch
opbiechten:
-
opbiechten (biechten)
Konjugationen für opbiechten:
o.t.t.
- biecht op
- biecht op
- biecht op
- biechten op
- biechten op
- biechten op
o.v.t.
- biechtte op
- biechtte op
- biechtte op
- biechtten op
- biechtten op
- biechtten op
v.t.t.
- heb opgebiecht
- hebt opgebiecht
- heeft opgebiecht
- hebben opgebiecht
- hebben opgebiecht
- hebben opgebiecht
v.v.t.
- had opgebiecht
- had opgebiecht
- had opgebiecht
- hadden opgebiecht
- hadden opgebiecht
- hadden opgebiecht
o.t.t.t.
- zal opbiechten
- zult opbiechten
- zal opbiechten
- zullen opbiechten
- zullen opbiechten
- zullen opbiechten
o.v.t.t.
- zou opbiechten
- zou opbiechten
- zou opbiechten
- zouden opbiechten
- zouden opbiechten
- zouden opbiechten
en verder
- is opgebiecht
diversen
- biecht op!
- biecht op!
- opgebiecht
- opbiechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opbiechten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bekänna | biechten; opbiechten | bekennen |
bikta | biechten; opbiechten | |
erkänna | biechten; opbiechten | billijken; goedkeuren |
Wiktionary Übersetzungen für opbiechten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opbiechten | → erkänna | ↔ beichten — übertragen: jemandem von selbstverschuldeten, meist schlechten Taten berichten |
Computerübersetzung von Drittern: