Niederländisch
Detailübersetzungen für nationaliseren (Niederländisch) ins Schwedisch
nationaliseren:
nationaliseren Verb (nationaliseer, nationaliseert, nationaliseerde, nationaliseerden, genationaliseerd)
-
nationaliseren
socialisera; förstatliga; naturalisera; göra till statsegendom-
göra till statsegendom Verb (gör till statsegendom, gjorde till statsegendom, gjort till statsegendom)
Konjugationen für nationaliseren:
o.t.t.
- nationaliseer
- nationaliseert
- nationaliseert
- nationaliseren
- nationaliseren
- nationaliseren
o.v.t.
- nationaliseerde
- nationaliseerde
- nationaliseerde
- nationaliseerden
- nationaliseerden
- nationaliseerden
v.t.t.
- heb genationaliseerd
- hebt genationaliseerd
- heeft genationaliseerd
- hebben genationaliseerd
- hebben genationaliseerd
- hebben genationaliseerd
v.v.t.
- had genationaliseerd
- had genationaliseerd
- had genationaliseerd
- hadden genationaliseerd
- hadden genationaliseerd
- hadden genationaliseerd
o.t.t.t.
- zal nationaliseren
- zult nationaliseren
- zal nationaliseren
- zullen nationaliseren
- zullen nationaliseren
- zullen nationaliseren
o.v.t.t.
- zou nationaliseren
- zou nationaliseren
- zou nationaliseren
- zouden nationaliseren
- zouden nationaliseren
- zouden nationaliseren
en verder
- ben genationaliseerd
- bent genationaliseerd
- is genationaliseerd
- zijn genationaliseerd
- zijn genationaliseerd
- zijn genationaliseerd
diversen
- nationaliseer!
- nationaliseert!
- genationaliseerd
- nationaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für nationaliseren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
förstatliga | nationaliseren | |
göra till statsegendom | nationaliseren | |
naturalisera | nationaliseren | naturaliseren |
socialisera | nationaliseren | sociaal worden; sociaal zijn; socialiseren |
Computerübersetzung von Drittern: