Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. lasterend:
  2. lasteren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für lasterend (Niederländisch) ins Schwedisch

lasterend:


lasterend form of lasteren:

lasteren Verb (laster, lastert, lasterde, lasterden, gelasterd)

  1. lasteren (kwaadspreken; belasteren; smaden)
  2. lasteren (kwaadspreken; roddelen; belasteren)
    tala illa om andra; tala dåligt
    • tala illa om andra Verb (talar illa om andra, talade illa om andra, talat illa om andra)
    • tala dåligt Verb (talar dåligt, talade dåligt, talat dåligt)

Konjugationen für lasteren:

o.t.t.
  1. laster
  2. lastert
  3. lastert
  4. lasteren
  5. lasteren
  6. lasteren
o.v.t.
  1. lasterde
  2. lasterde
  3. lasterde
  4. lasterden
  5. lasterden
  6. lasterden
v.t.t.
  1. heb gelasterd
  2. hebt gelasterd
  3. heeft gelasterd
  4. hebben gelasterd
  5. hebben gelasterd
  6. hebben gelasterd
v.v.t.
  1. had gelasterd
  2. had gelasterd
  3. had gelasterd
  4. hadden gelasterd
  5. hadden gelasterd
  6. hadden gelasterd
o.t.t.t.
  1. zal lasteren
  2. zult lasteren
  3. zal lasteren
  4. zullen lasteren
  5. zullen lasteren
  6. zullen lasteren
o.v.t.t.
  1. zou lasteren
  2. zou lasteren
  3. zou lasteren
  4. zouden lasteren
  5. zouden lasteren
  6. zouden lasteren
diversen
  1. laster!
  2. lastert!
  3. gelasterd
  4. lasterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für lasteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
slandra belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden
tala dåligt belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen
tala illa om andra belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen

Verwandte Wörter für "lasteren":


Wiktionary Übersetzungen für lasteren:


Cross Translation:
FromToVia
lasteren bakdanta; baktala; förtala; häda; nedsvärta calomnierattaquer, blesser quelqu’un par des calomnies.

Computerübersetzung von Drittern: