Niederländisch
Detailübersetzungen für kleunen (Niederländisch) ins Schwedisch
kleunen:
-
kleunen
Konjugationen für kleunen:
o.t.t.
- kleun
- kleunt
- kleunt
- kleunen
- kleunen
- kleunen
o.v.t.
- kleunde
- kleunde
- kleunde
- kleunden
- kleunden
- kleunden
v.t.t.
- heb gekleund
- hebt gekleund
- heeft gekleund
- hebben gekleund
- hebben gekleund
- hebben gekleund
v.v.t.
- had gekleund
- had gekleund
- had gekleund
- hadden gekleund
- hadden gekleund
- hadden gekleund
o.t.t.t.
- zal kleunen
- zult kleunen
- zal kleunen
- zullen kleunen
- zullen kleunen
- zullen kleunen
o.v.t.t.
- zou kleunen
- zou kleunen
- zou kleunen
- zouden kleunen
- zouden kleunen
- zouden kleunen
diversen
- kleun!
- kleunt!
- gekleund
- kleunend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für kleunen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bekämpa | kleunen | aanvechten; bekampen; bestrijden; betwisten; bevechten; opboksen; strijden tegen; vechten tegen |