Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. klaarliggen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für klaarliggen (Niederländisch) ins Schwedisch

klaarliggen:

klaarliggen Verb (ligt klaar, lag klaar, lagen klaar, klaargelegen)

  1. klaarliggen
    vara fardig
    • vara fardig Verb (är fardig, var fardig, varit fardig)

Konjugationen für klaarliggen:

o.t.t.
  1. ligt klaar
  2. ligt klaar
  3. ligt klaar
  4. liggen klaar
  5. liggen klaar
  6. liggen klaar
o.v.t.
  1. lag klaar
  2. lag klaar
  3. lag klaar
  4. lagen klaar
  5. lagen klaar
  6. lagen klaar
v.t.t.
  1. heb klaargelegen
  2. hebt klaargelegen
  3. heeft klaargelegen
  4. hebben klaargelegen
  5. hebben klaargelegen
  6. hebben klaargelegen
v.v.t.
  1. had klaargelegen
  2. had klaargelegen
  3. had klaargelegen
  4. hadden klaargelegen
  5. hadden klaargelegen
  6. hadden klaargelegen
o.t.t.t.
  1. zal klaarliggen
  2. zult klaarliggen
  3. zal klaarliggen
  4. zullen klaarliggen
  5. zullen klaarliggen
  6. zullen klaarliggen
o.v.t.t.
  1. zou klaarliggen
  2. zou klaarliggen
  3. zou klaarliggen
  4. zouden klaarliggen
  5. zouden klaarliggen
  6. zouden klaarliggen
diversen
  1. ligt klaar!
  2. ligt klaar!
  3. klaargelegen
  4. klaarliggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für klaarliggen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
vara fardig klaarliggen