Niederländisch
Detailübersetzungen für ingeven (Niederländisch) ins Schwedisch
ingeven:
-
ingeven (dicteren)
-
ingeven (inboezemen; inspireren)
-
ingeven (iets aanraden; adviseren; suggereren; raden)
-
ingeven (iemand iets toedienen; geven; verstrekken; binnen gieten)
-
ingeven (geneesmiddel toedienen; verstrekken; toedienen; geven)
-
ingeven (influisteren; souffleren)
Konjugationen für ingeven:
o.t.t.
- geef in
- geeft in
- geeft in
- geven in
- geven in
- geven in
o.v.t.
- gaf in
- gaf in
- gaf in
- gaven in
- gaven in
- gaven in
v.t.t.
- heb ingegeven
- hebt ingegeven
- heeft ingegeven
- hebben ingegeven
- hebben ingegeven
- hebben ingegeven
v.v.t.
- had ingegeven
- had ingegeven
- had ingegeven
- hadden ingegeven
- hadden ingegeven
- hadden ingegeven
o.t.t.t.
- zal ingeven
- zult ingeven
- zal ingeven
- zullen ingeven
- zullen ingeven
- zullen ingeven
o.v.t.t.
- zou ingeven
- zou ingeven
- zou ingeven
- zouden ingeven
- zouden ingeven
- zouden ingeven
diversen
- geef in!
- geeft in!
- ingegeven
- ingevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze