Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. gaar koken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gaar koken (Niederländisch) ins Schwedisch

gaar koken:

gaar koken Verb (kook gaar, kookt gaar, kookte gaar, kookten gaar, gaar gekookd)

  1. gaar koken
    koka; laga mat
    • koka Verb (kokar, kokade, kokat)
    • laga mat Verb (lagar mat, lagade mat, lagat mat)

Konjugationen für gaar koken:

o.t.t.
  1. kook gaar
  2. kookt gaar
  3. kookt gaar
  4. koken gaar
  5. koken gaar
  6. koken gaar
o.v.t.
  1. kookte gaar
  2. kookte gaar
  3. kookte gaar
  4. kookten gaar
  5. kookten gaar
  6. kookten gaar
v.t.t.
  1. heb gaar gekookd
  2. hebt gaar gekookd
  3. heeft gaar gekookd
  4. hebben gaar gekookd
  5. hebben gaar gekookd
  6. hebben gaar gekookd
v.v.t.
  1. had gaar gekookd
  2. had gaar gekookd
  3. had gaar gekookd
  4. hadden gaar gekookd
  5. hadden gaar gekookd
  6. hadden gaar gekookd
o.t.t.t.
  1. zal gaar koken
  2. zult gaar koken
  3. zal gaar koken
  4. zullen gaar koken
  5. zullen gaar koken
  6. zullen gaar koken
o.v.t.t.
  1. zou gaar koken
  2. zou gaar koken
  3. zou gaar koken
  4. zouden gaar koken
  5. zouden gaar koken
  6. zouden gaar koken
en verder
  1. is gaar gekookd
  2. zijn gaar gekookd
diversen
  1. kook gaar!
  2. kookt gaar!
  3. gaar gekookd
  4. gaar kokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für gaar koken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
laga mat de maaltijd bereiden; koken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
koka gaar koken aan de kook raken; bereiden; brouwen; iets toebereiden; klaarmaken; kookpunt bereiken; prepareren
laga mat gaar koken eten bereiden; koken; kokkerellen

Verwandte Übersetzungen für gaar koken