Niederländisch
Detailübersetzungen für examen afnemen (Niederländisch) ins Schwedisch
examen afnemen:
examen afnemen Verb (neem examen af, neemt examen af, nam examen af, namen examen af, examen afgenomen)
-
examen afnemen
Konjugationen für examen afnemen:
o.t.t.
- neem examen af
- neemt examen af
- neemt examen af
- nemen examen af
- nemen examen af
- nemen examen af
o.v.t.
- nam examen af
- nam examen af
- nam examen af
- namen examen af
- namen examen af
- namen examen af
v.t.t.
- heb examen afgenomen
- hebt examen afgenomen
- heeft examen afgenomen
- hebben examen afgenomen
- hebben examen afgenomen
- hebben examen afgenomen
v.v.t.
- had examen afgenomen
- had examen afgenomen
- had examen afgenomen
- hadden examen afgenomen
- hadden examen afgenomen
- hadden examen afgenomen
o.t.t.t.
- zal examen afnemen
- zult examen afnemen
- zal examen afnemen
- zullen examen afnemen
- zullen examen afnemen
- zullen examen afnemen
o.v.t.t.
- zou examen afnemen
- zou examen afnemen
- zou examen afnemen
- zouden examen afnemen
- zouden examen afnemen
- zouden examen afnemen
diversen
- neem examen af!
- neemt examen af!
- examen afgenomen
- examen afnemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für examen afnemen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
examinera | examen afnemen | |
testa | examen afnemen | beproeven; controleren; keuren; nagaan; nakijken; onderzoeken; op de proef stellen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten |