Niederländisch
Detailübersetzungen für een pak slaag geven (Niederländisch) ins Schwedisch
een pak slaag geven:
een pak slaag geven Verb (geef een pak slaag, geeft een pak slaag, gaf een pak slaag, gaven een pak slaag, een pak slaag gegeven)
-
een pak slaag geven (billekoek geven)
Konjugationen für een pak slaag geven:
o.t.t.
- geef een pak slaag
- geeft een pak slaag
- geeft een pak slaag
- geven een pak slaag
- geven een pak slaag
- geven een pak slaag
o.v.t.
- gaf een pak slaag
- gaf een pak slaag
- gaf een pak slaag
- gaven een pak slaag
- gaven een pak slaag
- gaven een pak slaag
v.t.t.
- heb een pak slaag gegeven
- hebt een pak slaag gegeven
- heeft een pak slaag gegeven
- hebben een pak slaag gegeven
- hebben een pak slaag gegeven
- hebben een pak slaag gegeven
v.v.t.
- had een pak slaag gegeven
- had een pak slaag gegeven
- had een pak slaag gegeven
- hadden een pak slaag gegeven
- hadden een pak slaag gegeven
- hadden een pak slaag gegeven
o.t.t.t.
- zal een pak slaag geven
- zult een pak slaag geven
- zal een pak slaag geven
- zullen een pak slaag geven
- zullen een pak slaag geven
- zullen een pak slaag geven
o.v.t.t.
- zou een pak slaag geven
- zou een pak slaag geven
- zou een pak slaag geven
- zouden een pak slaag geven
- zouden een pak slaag geven
- zouden een pak slaag geven
diversen
- geef een pak slaag!
- geeft een pak slaag!
- een pak slaag gegeven
- een pak slaag gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für een pak slaag geven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
klå upp | billekoek geven; een pak slaag geven | aflikken; aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; iemand toetakelen; in elkaar timmeren; knuppelen; likken; ranselen; toetakelen |