Niederländisch
Detailübersetzungen für doorlopend (Niederländisch) ins Schwedisch
doorlopend:
-
doorlopend (doorgaand)
-
doorlopend (altijd; continu; immer; steeds; voortdurend; onophoudelijk; permanent; constant)
-
doorlopend (altijddurend; eeuwig; constant; continue)
ständig; evinnerligt; ständigt; evinnerlig; evigt-
ständig Adjektiv
-
evinnerligt Adjektiv
-
ständigt Adjektiv
-
evinnerlig Adjektiv
-
evigt Adjektiv
-
-
doorlopend (onophoudelijk; ononderbroken; voortdurend; continu; continue; aaneengesloten; aanhoudend; onafgebroken)
oavbrutet; oupphörlig; fortsättande; oupphörligt-
oavbrutet Adjektiv
-
oupphörlig Adjektiv
-
fortsättande Adjektiv
-
oupphörligt Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für doorlopend:
doorlopen:
-
doorlopen (verdergaan; voortgaan; verder lopen; avanceren)
Konjugationen für doorlopen:
o.t.t.
- loop door
- loopt door
- loopt door
- lopen door
- lopen door
- lopen door
o.v.t.
- liep door
- liep door
- liep door
- liepen door
- liepen door
- liepen door
v.t.t.
- ben doorgelopen
- bent doorgelopen
- is doorgelopen
- zijn doorgelopen
- zijn doorgelopen
- zijn doorgelopen
v.v.t.
- was doorgelopen
- was doorgelopen
- was doorgelopen
- waren doorgelopen
- waren doorgelopen
- waren doorgelopen
o.t.t.t.
- zal doorlopen
- zult doorlopen
- zal doorlopen
- zullen doorlopen
- zullen doorlopen
- zullen doorlopen
o.v.t.t.
- zou doorlopen
- zou doorlopen
- zou doorlopen
- zouden doorlopen
- zouden doorlopen
- zouden doorlopen
diversen
- loop door!
- loopt door!
- doorgelopen
- doorlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für doorlopen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
fortsätta | avanceren; doorlopen; verder lopen; verdergaan; voortgaan | aanhouden; aanzwiepen; continueren; doorgaan; doorwerken; duur verlengen; een stapje verder gaan; handelen; leven; manipuleren; op hol slaan; opdrijven; opereren; optreden; procederen; prolongeren; reactiveren; te werk gaan; uit wachtstand halen; verdergaan; verlengen; vervolgen; voortdrijven; voortgaan; voortjagen; voortzetten; wegjagen; werken |
gå vidare | avanceren; doorlopen; verder lopen; verdergaan; voortgaan | aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen |