Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. breeuwen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für breeuwen (Niederländisch) ins Schwedisch

breeuwen:

breeuwen Verb (breeuw, breeuwt, breeuwde, breeuwden, gebreeuwd)

  1. breeuwen (dichten)
    driva; dikta; becka
    • driva Verb (driver, drev, drivit)
    • dikta Verb (diktar, diktade, diktat)
    • becka Verb (beckar, beckade, beckat)

Konjugationen für breeuwen:

o.t.t.
  1. breeuw
  2. breeuwt
  3. breeuwt
  4. breeuwen
  5. breeuwen
  6. breeuwen
o.v.t.
  1. breeuwde
  2. breeuwde
  3. breeuwde
  4. breeuwden
  5. breeuwden
  6. breeuwden
v.t.t.
  1. heb gebreeuwd
  2. hebt gebreeuwd
  3. heeft gebreeuwd
  4. hebben gebreeuwd
  5. hebben gebreeuwd
  6. hebben gebreeuwd
v.v.t.
  1. had gebreeuwd
  2. had gebreeuwd
  3. had gebreeuwd
  4. hadden gebreeuwd
  5. hadden gebreeuwd
  6. hadden gebreeuwd
o.t.t.t.
  1. zal breeuwen
  2. zult breeuwen
  3. zal breeuwen
  4. zullen breeuwen
  5. zullen breeuwen
  6. zullen breeuwen
o.v.t.t.
  1. zou breeuwen
  2. zou breeuwen
  3. zou breeuwen
  4. zouden breeuwen
  5. zouden breeuwen
  6. zouden breeuwen
diversen
  1. breeuw!
  2. breeuwt!
  3. gebreeuwd
  4. breeuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für breeuwen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
becka breeuwen; dichten
dikta breeuwen; dichten dichten; gedichten schrijven; verzen maken
driva breeuwen; dichten aansporen; aanzetten; belachelijk maken; bespotten; de spot drijven; ironiseren; karren; noodzaken tot; opdringen; rijden; stressen

Wiktionary Übersetzungen für breeuwen:


Cross Translation:
FromToVia
breeuwen kalfatra kalfaterntransitiv; seemannssprachlich: die Fugen (der hölzernen Schiffswände, des Schiffsdecks) mit Dichtungsmasse – zumeist geteertem Werg, Baumwolle, Gummi, Pech oder einem speziellen Kittabdichten