Niederländisch
Detailübersetzungen für bewandelen (Niederländisch) ins Schwedisch
bewandelen:
-
bewandelen (betreden; te voet afleggen; belopen)
Konjugationen für bewandelen:
o.t.t.
- bewandel
- bewandelt
- bewandelt
- bewandelen
- bewandelen
- bewandelen
o.v.t.
- bewandelde
- bewandelde
- bewandelde
- bewandelden
- bewandelden
- bewandelden
v.t.t.
- heb bewandeld
- hebt bewandeld
- heeft bewandeld
- hebben bewandeld
- hebben bewandeld
- hebben bewandeld
v.v.t.
- had bewandeld
- had bewandeld
- had bewandeld
- hadden bewandeld
- hadden bewandeld
- hadden bewandeld
o.t.t.t.
- zal bewandelen
- zult bewandelen
- zal bewandelen
- zullen bewandelen
- zullen bewandelen
- zullen bewandelen
o.v.t.t.
- zou bewandelen
- zou bewandelen
- zou bewandelen
- zouden bewandelen
- zouden bewandelen
- zouden bewandelen
diversen
- bewandel!
- bewandelt!
- bewandeld
- bewandelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bewandelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
beträda | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen | betreden |
gå på | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen | doorduwen |
vandra på | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen |
Computerübersetzung von Drittern: