Niederländisch
Detailübersetzungen für berusten (Niederländisch) ins Schwedisch
berusten:
-
berusten (gebaseerd zijn)
-
berusten (zich erbij neerleggen)
Konjugationen für berusten:
o.t.t.
- berust
- berust
- berust
- berusten
- berusten
- berusten
o.v.t.
- berustte
- berustte
- berustte
- berustten
- berustten
- berustten
v.t.t.
- heb berust
- hebt berust
- heeft berust
- hebben berust
- hebben berust
- hebben berust
v.v.t.
- had berust
- had berust
- had berust
- hadden berust
- hadden berust
- hadden berust
o.t.t.t.
- zal berusten
- zult berusten
- zal berusten
- zullen berusten
- zullen berusten
- zullen berusten
o.v.t.t.
- zou berusten
- zou berusten
- zou berusten
- zouden berusten
- zouden berusten
- zouden berusten
diversen
- berust!
- berust!
- berust
- berustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für berusten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
baseras på | berusten; gebaseerd zijn | stoelen op; ten grondslag liggen |
låta nöja sig med | berusten; zich erbij neerleggen | |
vara baserad på | berusten; gebaseerd zijn | |
vila med | berusten; zich erbij neerleggen | |
vila på | berusten; gebaseerd zijn | steunen op |