Niederländisch
Detailübersetzungen für afstropen (Niederländisch) ins Schwedisch
afstropen:
Konjugationen für afstropen:
o.t.t.
- stroop af
- stroopt af
- stroopt af
- stropen af
- stropen af
- stropen af
o.v.t.
- stroopte af
- stroopte af
- stroopte af
- stroopten af
- stroopten af
- stroopten af
v.t.t.
- heb afgestroopt
- hebt afgestroopt
- heeft afgestroopt
- hebben afgestroopt
- hebben afgestroopt
- hebben afgestroopt
v.v.t.
- had afgestroopt
- had afgestroopt
- had afgestroopt
- hadden afgestroopt
- hadden afgestroopt
- hadden afgestroopt
o.t.t.t.
- zal afstropen
- zult afstropen
- zal afstropen
- zullen afstropen
- zullen afstropen
- zullen afstropen
o.v.t.t.
- zou afstropen
- zou afstropen
- zou afstropen
- zouden afstropen
- zouden afstropen
- zouden afstropen
diversen
- stroop af!
- stroopt af!
- afgestroopt
- afstropende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afstropen (geheel doorzoeken; afzoeken)
Übersetzung Matrix für afstropen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
söka igenom grundligt | afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
be | afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen | bidden; in gebed zijn; smeken; soebatten; verzoeken; vragen |
skinna | afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen |