Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. zwichten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zwichten (Niederländisch) ins Französisch

zwichten:

zwichten Verb (zwicht, zwichtte, zwichtten, gezwicht)

  1. zwichten
    céder
    • céder Verb (cède, cèdes, cédons, cédez, )

Konjugationen für zwichten:

o.t.t.
  1. zwicht
  2. zwicht
  3. zwicht
  4. zwichten
  5. zwichten
  6. zwichten
o.v.t.
  1. zwichtte
  2. zwichtte
  3. zwichtte
  4. zwichtten
  5. zwichtten
  6. zwichtten
v.t.t.
  1. ben gezwicht
  2. bent gezwicht
  3. is gezwicht
  4. zijn gezwicht
  5. zijn gezwicht
  6. zijn gezwicht
v.v.t.
  1. was gezwicht
  2. was gezwicht
  3. was gezwicht
  4. waren gezwicht
  5. waren gezwicht
  6. waren gezwicht
o.t.t.t.
  1. zal zwichten
  2. zult zwichten
  3. zal zwichten
  4. zullen zwichten
  5. zullen zwichten
  6. zullen zwichten
o.v.t.t.
  1. zou zwichten
  2. zou zwichten
  3. zou zwichten
  4. zouden zwichten
  5. zouden zwichten
  6. zouden zwichten
diversen
  1. zwicht!
  2. zwicht!
  3. gezwicht
  4. zwichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für zwichten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
céder zwichten afleggen; afstaan; als waar erkennen; bezwijken; cadeau doen; cadeau geven; capituleren; doorbuigen; doorzakken; erkennen; het onderspit delven; opgeven; overgeven; schenken; strijd verliezen; tenondergaan; toegeven; uitleveren; wijken; zich overgeven

Wiktionary Übersetzungen für zwichten:

zwichten
Cross Translation:
FromToVia
zwichten céder; laisser passer yield — to give way