Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. debrayeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für debrayeren (Niederländisch) ins Französisch

debrayeren:

debrayeren Verb (debrayeer, debrayeert, debrayeerde, debrayeerden, gedebrayeerd)

  1. debrayeren (ontkoppelen)
    débrayer
    • débrayer Verb (débraie, débraies, débrayons, débrayez, )

Konjugationen für debrayeren:

o.t.t.
  1. debrayeer
  2. debrayeert
  3. debrayeert
  4. debrayeren
  5. debrayeren
  6. debrayeren
o.v.t.
  1. debrayeerde
  2. debrayeerde
  3. debrayeerde
  4. debrayeerden
  5. debrayeerden
  6. debrayeerden
v.t.t.
  1. heb gedebrayeerd
  2. hebt gedebrayeerd
  3. heeft gedebrayeerd
  4. hebben gedebrayeerd
  5. hebben gedebrayeerd
  6. hebben gedebrayeerd
v.v.t.
  1. had gedebrayeerd
  2. had gedebrayeerd
  3. had gedebrayeerd
  4. hadden gedebrayeerd
  5. hadden gedebrayeerd
  6. hadden gedebrayeerd
o.t.t.t.
  1. zal debrayeren
  2. zult debrayeren
  3. zal debrayeren
  4. zullen debrayeren
  5. zullen debrayeren
  6. zullen debrayeren
o.v.t.t.
  1. zou debrayeren
  2. zou debrayeren
  3. zou debrayeren
  4. zouden debrayeren
  5. zouden debrayeren
  6. zouden debrayeren
en verder
  1. ben gedebrayeerd
  2. bent gedebrayeerd
  3. is gedebrayeerd
  4. zijn gedebrayeerd
  5. zijn gedebrayeerd
  6. zijn gedebrayeerd
diversen
  1. debrayeer!
  2. debrayeert!
  3. gedebrayeerd
  4. debrayerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für debrayeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
débrayer loskoppelen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
débrayer debrayeren; ontkoppelen afhaken; afvallen; afzeggen; afzetten; afzien van; eruitstappen; loskrijgen; losmaken; lostornen; opgeven; ophouden; stoppen; tornen; uitdoen; uithalen; uitmaken; uitschakelen; uittrekken; uitzetten

Wiktionary Übersetzungen für debrayeren:

debrayeren
verb
  1. (overgankelijk) (overgankelijk werkwoord, ook absoluut; debrayeerde, heeft gedebrayeerd)