Niederländisch
Detailübersetzungen für pogen (Niederländisch) ins Französisch
pogen:
-
pogen (proberen; trachten)
essayer; tenter; essayer de; tâcher; chercher à; s'efforcer-
essayer Verb (essaie, essaies, essayons, essayez, essaient, essayais, essayait, essayions, essayiez, essayaient, essayai, essayas, essaya, essayâmes, essayâtes, essayèrent, essaierai, essaieras, essaiera, essaierons, essaierez, essaieront)
-
tenter Verb (tente, tentes, tentons, tentez, tentent, tentais, tentait, tentions, tentiez, tentaient, tentai, tentas, tenta, tentâmes, tentâtes, tentèrent, tenterai, tenteras, tentera, tenterons, tenterez, tenteront)
-
essayer de Verb
-
tâcher Verb (tâche, tâches, tâchons, tâchez, tâchent, tâchais, tâchait, tâchions, tâchiez, tâchaient, tâchai, tâchas, tâcha, tâchâmes, tâchâtes, tâchèrent, tâcherai, tâcheras, tâchera, tâcherons, tâcherez, tâcheront)
-
chercher à Verb
-
s'efforcer Verb
-
Konjugationen für pogen:
o.t.t.
- poog
- poogt
- poogt
- pogen
- pogen
- pogen
o.v.t.
- poogde
- poogde
- poogde
- poogden
- poogden
- poogden
v.t.t.
- heb gepoogd
- hebt gepoogd
- heeft gepoogd
- hebben gepoogd
- hebben gepoogd
- hebben gepoogd
v.v.t.
- had gepoogd
- had gepoogd
- had gepoogd
- hadden gepoogd
- hadden gepoogd
- hadden gepoogd
o.t.t.t.
- zal pogen
- zult pogen
- zal pogen
- zullen pogen
- zullen pogen
- zullen pogen
o.v.t.t.
- zou pogen
- zou pogen
- zou pogen
- zouden pogen
- zouden pogen
- zouden pogen
diversen
- poog!
- poogt!
- gepoogd
- pogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
pogen (beogen; streven; ambitie; aspiratie; azen; aansturen op; doel; intentie; trachten; streven naar)