Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
- bekvechten:
-
Wiktionary:
- bekvechten → se chamailler
Niederländisch
Detailübersetzungen für bekvechten (Niederländisch) ins Französisch
bekvechten:
-
bekvechten (ruzieën; twisten; hakketakken; bakkeleien)
se disputer; discuter; polémiquer-
se disputer Verb
-
discuter Verb (discute, discutes, discutons, discutez, discutent, discutais, discutait, discutions, discutiez, discutaient, discutai, discutas, discuta, discutâmes, discutâtes, discutèrent, discuterai, discuteras, discutera, discuterons, discuterez, discuteront)
-
polémiquer Verb (polémique, polémiques, polémiquons, polémiquez, polémiquent, polémiquais, polémiquait, polémiquions, polémiquiez, polémiquaient, polémiquai, polémiquas, polémiqua, polémiquâmes, polémiquâtes, polémiquèrent, polémiquerai, polémiqueras, polémiquera, polémiquerons, polémiquerez, polémiqueront)
-
Konjugationen für bekvechten:
o.t.t.
- bekvecht
- bekvecht
- bekvecht
- bekvechten
- bekvechten
- bekvechten
o.v.t.
- bekvechtte
- bekvechtte
- bekvechtte
- bekvechtten
- bekvechtten
- bekvechtten
v.t.t.
- heb gebekvecht
- hebt gebekvecht
- heeft gebekvecht
- hebben gebekvecht
- hebben gebekvecht
- hebben gebekvecht
v.v.t.
- had gebekvecht
- had gebekvecht
- had gebekvecht
- hadden gebekvecht
- hadden gebekvecht
- hadden gebekvecht
o.t.t.t.
- zal bekvechten
- zult bekvechten
- zal bekvechten
- zullen bekvechten
- zullen bekvechten
- zullen bekvechten
o.v.t.t.
- zou bekvechten
- zou bekvechten
- zou bekvechten
- zouden bekvechten
- zouden bekvechten
- zouden bekvechten
diversen
- bekvecht!
- bekvecht!
- gebekvecht
- bekvechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bekvechten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
discuter | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | argumenteren; babbelen; bediscussiëren; bepraten; bespreken; communiceren; converseren; debatteren; discussiëren; disputeren; doorpraten; doorspreken; een conversatie hebben; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; overleg voeren; praten; praten over; redetwisten; snateren; spreken; twisten; wauwelen; zwammen |
polémiquer | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | |
se disputer | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | beledigen; kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; schelden; twisten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden |
Wiktionary Übersetzungen für bekvechten:
bekvechten
verb
-
ruzie maken
- bekvechten → se chamailler