Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. inbreken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für inbreken (Niederländisch) ins Französisch

inbreken:

inbreken Verb (breek in, breekt in, brak in, braken in, ingebroken)

  1. inbreken (een inbraak doen; beroven; binnen breken)
    cambrioler; dépouiller; dévaliser
    • cambrioler Verb (cambriole, cambrioles, cambriolons, cambriolez, )
    • dépouiller Verb (dépouille, dépouilles, dépouillons, dépouillez, )
    • dévaliser Verb (dévalise, dévalises, dévalisons, dévalisez, )

Konjugationen für inbreken:

o.t.t.
  1. breek in
  2. breekt in
  3. breekt in
  4. breken in
  5. breken in
  6. breken in
o.v.t.
  1. brak in
  2. brak in
  3. brak in
  4. braken in
  5. braken in
  6. braken in
v.t.t.
  1. heb ingebroken
  2. hebt ingebroken
  3. heeft ingebroken
  4. hebben ingebroken
  5. hebben ingebroken
  6. hebben ingebroken
v.v.t.
  1. had ingebroken
  2. had ingebroken
  3. had ingebroken
  4. hadden ingebroken
  5. hadden ingebroken
  6. hadden ingebroken
o.t.t.t.
  1. zal inbreken
  2. zult inbreken
  3. zal inbreken
  4. zullen inbreken
  5. zullen inbreken
  6. zullen inbreken
o.v.t.t.
  1. zou inbreken
  2. zou inbreken
  3. zou inbreken
  4. zouden inbreken
  5. zouden inbreken
  6. zouden inbreken
en verder
  1. ben ingebroken
  2. bent ingebroken
  3. is ingebroken
  4. zijn ingebroken
  5. zijn ingebroken
  6. zijn ingebroken
diversen
  1. breek in!
  2. breekt in!
  3. ingebroken
  4. inbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für inbreken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cambrioler beroven; binnen breken; een inbraak doen; inbreken binnenbreken
dépouiller beroven; binnen breken; een inbraak doen; inbreken afhalen; afstropen; beroven; bestelen; iets uitschudden; leegplunderen; plunderen; roven; stropen; uitbenen; uitkleden; uitplunderen; van kleding ontdoen; villen
dévaliser beroven; binnen breken; een inbraak doen; inbreken beroven; bestelen; leeghalen; leegplunderen; plunderen; roven; uitknijpen; uitpersen; uitplunderen; uitzuigen

Verwandte Definitionen für "inbreken":

  1. iets openbreken en vervolgens naar binnen gaan en stelen1
    • hij zit in de gevangenis want hij heeft ingebroken1

Wiktionary Übersetzungen für inbreken:


Cross Translation:
FromToVia
inbreken pénétrer par effraction break in — to enter by force or illicitly