Niederländisch
Detailübersetzungen für bezetten (Niederländisch) ins Französisch
bezetten:
-
bezetten (ontoegankelijk maken)
occuper; rendre inaccesible; prendre-
occuper Verb (occupe, occupes, occupons, occupez, occupent, occupais, occupait, occupions, occupiez, occupaient, occupai, occupas, occupa, occupâmes, occupâtes, occupèrent, occuperai, occuperas, occupera, occuperons, occuperez, occuperont)
-
rendre inaccesible Verb
-
prendre Verb (prends, prend, prenons, prenez, prennent, prenais, prenait, prenions, preniez, prenaient, pris, prit, prîmes, prîtes, prirent, prendrai, prendras, prendra, prendrons, prendrez, prendront)
-
Konjugationen für bezetten:
o.t.t.
- bezet
- bezet
- bezet
- bezetten
- bezetten
- bezetten
o.v.t.
- bezette
- bezette
- bezette
- bezetten
- bezetten
- bezetten
v.t.t.
- heb bezet
- hebt bezet
- heeft bezet
- hebben bezet
- hebben bezet
- hebben bezet
v.v.t.
- had bezet
- had bezet
- had bezet
- hadden bezet
- hadden bezet
- hadden bezet
o.t.t.t.
- zal bezetten
- zult bezetten
- zal bezetten
- zullen bezetten
- zullen bezetten
- zullen bezetten
o.v.t.t.
- zou bezetten
- zou bezetten
- zou bezetten
- zouden bezetten
- zouden bezetten
- zouden bezetten
diversen
- bezet!
- bezet!
- bezet
- bezettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze