Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. verlengen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verlengend (Niederländisch) ins Französisch

verlengen:

verlengen Verb (verleng, verlengt, verlengde, verlengden, verlengd)

  1. verlengen (duur verlengen; prolongeren)
    prolonger
    • prolonger Verb (prolonge, prolonges, prolongeons, prolongez, )
  2. verlengen (uitrekken)
    allonger; rallonger; étendre; prolonger; étirer; s'étirer; s'élargir
    • allonger Verb (allonge, allonges, allongeons, allongez, )
    • rallonger Verb
    • étendre Verb (étends, étend, étendons, étendez, )
    • prolonger Verb (prolonge, prolonges, prolongeons, prolongez, )
    • étirer Verb (étire, étires, étirons, étirez, )
    • s'étirer Verb
    • s'élargir Verb

Konjugationen für verlengen:

o.t.t.
  1. verleng
  2. verlengt
  3. verlengt
  4. verlengen
  5. verlengen
  6. verlengen
o.v.t.
  1. verlengde
  2. verlengde
  3. verlengde
  4. verlengden
  5. verlengden
  6. verlengden
v.t.t.
  1. heb verlengd
  2. hebt verlengd
  3. heeft verlengd
  4. hebben verlengd
  5. hebben verlengd
  6. hebben verlengd
v.v.t.
  1. had verlengd
  2. had verlengd
  3. had verlengd
  4. hadden verlengd
  5. hadden verlengd
  6. hadden verlengd
o.t.t.t.
  1. zal verlengen
  2. zult verlengen
  3. zal verlengen
  4. zullen verlengen
  5. zullen verlengen
  6. zullen verlengen
o.v.t.t.
  1. zou verlengen
  2. zou verlengen
  3. zou verlengen
  4. zouden verlengen
  5. zouden verlengen
  6. zouden verlengen
diversen
  1. verleng!
  2. verlengt!
  3. verlengd
  4. verlengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verlengen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allonger uitrekken; verlengen aanlengen; lengen; rekken; uitstrekken; verdunnen; versnijden; verwateren
prolonger duur verlengen; prolongeren; uitrekken; verlengen continueren; doorgaan; prolongeren; verdergaan; vervolgen; voortzetten
rallonger uitrekken; verlengen
s'élargir uitrekken; verlengen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen
s'étirer uitrekken; verlengen zich uitrekken
étendre uitrekken; verlengen aangeven; aanreiken; breder maken; expanderen; geven; klaar leggen; naar buiten hangen; ontvouwen; openen; openspreiden; openvouwen; oprekken; opspannen; reiken; rekken; rondstrooien; spannen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uithangen; uitklappen; uitslaan; uitsmeren; uitspreiden; uitvouwen; uitzaaien; uitzenden; uitzwellen; verbreden; verbreiden; verbreider; verdeler; verdiepen; vergroten; vermeerderen; verruimen; verspreiden; verstrooien; verwijden
étirer uitrekken; verlengen oprekken; rekken; uitrekken

Wiktionary Übersetzungen für verlengen:

verlengen
verb
  1. langer maken
  2. langer laten duren
verlengen
Cross Translation:
FromToVia
verlengen prolonger; tirer en longueur protract — To draw out; to extend, especially in duration.