Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. uitboren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitboren (Niederländisch) ins Französisch

uitboren:

uitboren Verb (boor uit, boort uit, boorde uit, boorden uit, uitgeboord)

  1. uitboren
    aléser; fraiser
    • aléser Verb (alèse, alèses, alésons, alésez, )
    • fraiser Verb (fraise, fraises, fraisons, fraisez, )

Konjugationen für uitboren:

o.t.t.
  1. boor uit
  2. boort uit
  3. boort uit
  4. boren uit
  5. boren uit
  6. boren uit
o.v.t.
  1. boorde uit
  2. boorde uit
  3. boorde uit
  4. boorden uit
  5. boorden uit
  6. boorden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeboord
  2. hebt uitgeboord
  3. heeft uitgeboord
  4. hebben uitgeboord
  5. hebben uitgeboord
  6. hebben uitgeboord
v.v.t.
  1. had uitgeboord
  2. had uitgeboord
  3. had uitgeboord
  4. hadden uitgeboord
  5. hadden uitgeboord
  6. hadden uitgeboord
o.t.t.t.
  1. zal uitboren
  2. zult uitboren
  3. zal uitboren
  4. zullen uitboren
  5. zullen uitboren
  6. zullen uitboren
o.v.t.t.
  1. zou uitboren
  2. zou uitboren
  3. zou uitboren
  4. zouden uitboren
  5. zouden uitboren
  6. zouden uitboren
en verder
  1. ben uitgeboord
  2. bent uitgeboord
  3. is uitgeboord
  4. zijn uitgeboord
  5. zijn uitgeboord
  6. zijn uitgeboord
diversen
  1. boor uit!
  2. boort uit!
  3. uitgeboord
  4. uitborend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitboren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aléser uitboren
fraiser uitboren frezen

Wiktionary Übersetzungen für uitboren:

uitboren
verb
  1. technol|fr rendre unir la surface intérieure d’un objet qui a été forer.