Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
entracte
|
lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
|
onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing
|
heure du déjeuner
|
lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
|
lunchtijd; lunchuur; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing
|
heure du repas
|
lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
|
etenstijd
|
interruption
|
lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
|
IRQ; bemoeienis; breuk; fractuur; inlating; inmenging; interrupt; interruptaanvraag; interruptie; onderbreken; onderbreking; opstootje; ordeverstoring; rel; stoornis; storing; stremming; trap; vastlopen; verbreken; verbreking; verstoring
|
mi-temps
|
lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
|
onderbreking; pauze; tussenpoos
|
pause
|
lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
|
afleiding; breuk; cesuur; etenstijd; fractuur; interim; kloof; onderbreken; onderbreking; opening; pauze; pauzeren; rustpauze; speelkwartier; spleet; tussenpoos; tussenruimte; tussentijd; uitsparing; verbreken; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje
|
pause de midi
|
lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
|
etenstijd; lunchtijd; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing; werkpauze
|
pause déjeuner
|
lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
|
|
récréation
|
lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
|
onderbreking; pauze; speelduur; speelkwartier; speeltijd; speeluur; tijd bestemd voor spelen; tussenpoos; wedstrijdduur
|
temps d'arrêt
|
lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
|
onderbreking; pauze; tussenpoos
|