Niederländisch

Detailübersetzungen für snoer (Niederländisch) ins Spanisch

snoer:

snoer [het ~] Nomen

  1. het snoer (elektriciteitsdraad; snoertje)
    el flexible; el hilo; el cable
  2. het snoer (ketting; keten; aaneenschakeling)
    la gargantilla; la cadena; el grillos; la cadenilla; el cordón circunvalatorio; la corona; el halo; la esposas; la gama; el collar; la serie; el ciclo; la secuencia; la esfera; la sucesión; el círculo; el cerco; la hilera; la ojera; la progresión; la cadenita; el halón

Übersetzung Matrix für snoer:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cable elektriciteitsdraad; snoer; snoertje elektrische geleiding; geleiding; kabel; kabelleiding; kabeltouw; leiding; scheepskabel; scheepstouw; tros
cadena aaneenschakeling; keten; ketting; snoer aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; halsketting; halssieraad; halssnoer; keten; ketting; kettinkje; kluister; net; tekenreeks; televisiekanaal
cadenilla aaneenschakeling; keten; ketting; snoer halsketting; halssnoer; ketting; kettinkje
cadenita aaneenschakeling; keten; ketting; snoer halsketting; halssnoer; ketting; kettinkje
cerco aaneenschakeling; keten; ketting; snoer beleg; belegering; cirkel; kring; rayon; rayon van een bedrijf
ciclo aaneenschakeling; keten; ketting; snoer cyclus; kringloop; omgang; reeks; ronde doen; sequens; sequentie; serie; tijdkring
collar aaneenschakeling; keten; ketting; snoer collier; halsband; halsketting; halssieraad; halssnoer; keten; ketting; kettinkje; leiband
cordón circunvalatorio aaneenschakeling; keten; ketting; snoer ambachtsgilde; bond; cirkel; club; gilde; kring; kringel; kringvormig; orde; organisatie; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; vereniging
corona aaneenschakeling; keten; ketting; snoer cirkel; koningskroon; kring; kroon; rondje; sociëteit; soos
círculo aaneenschakeling; keten; ketting; snoer bond; cirkel; cirkelvorm; club; gilde; kring; kringel; kringvormig; orde; organisatie; rondje; societiet; sociëteit; soos; unie; vereniging
esfera aaneenschakeling; keten; ketting; snoer harses; kring; kringel; kringvormig; wijzerplaat
esposas aaneenschakeling; keten; ketting; snoer aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; boeien; halssieraad; handboeien; handijzers; keten; ketenen; ketting; kluister; kluisters; knevels
flexible elektriciteitsdraad; snoer; snoertje
gama aaneenschakeling; keten; ketting; snoer aaneenschakeling; gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum; reeks; scala; serie; spectrum
gargantilla aaneenschakeling; keten; ketting; snoer
grillos aaneenschakeling; keten; ketting; snoer voetboeien
halo aaneenschakeling; keten; ketting; snoer aureool; halo; heiligenschijn; kring; kringel; kringvormig; lichtkrans; mandorla; stralenkrans; stralenkroon
halón aaneenschakeling; keten; ketting; snoer
hilera aaneenschakeling; keten; ketting; snoer aaneenschakeling; reeks; serie; sliert; slingervormig ding
hilo elektriciteitsdraad; snoer; snoertje draad; flikdraad; garen; hechtdraad; lichaamsvezel; rijgdraad; rijgsnoer; stopwol; verstelgaren; vezel
ojera aaneenschakeling; keten; ketting; snoer rayon; rayon van een bedrijf
progresión aaneenschakeling; keten; ketting; snoer aaneenschakeling; reeks; serie
secuencia aaneenschakeling; keten; ketting; snoer cyclus; filmsequentie; gegevensstroom; reeks; sequens; sequentie; serie; stream; vervolgdeel
serie aaneenschakeling; keten; ketting; snoer aaneenschakeling; cyclus; gamma; gelid; keten; opeenvolging; reeks; rij; rij manschappen; scala; sequens; sequentie; serie; sleep; spectrum
sucesión aaneenschakeling; keten; ketting; snoer aaneenschakeling; cyclus; erfopvolging; erfstuk; keten; opeenvolging; opvolging; reeks; rij; serie; successie
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
flexible buigbaar; buigzaam; elastisch; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; kneedbaar; lenig; meegaand; plooibaar; rekbaar; soepel; toegeeflijk; toegevend; veerkrachtig; verend; vormbaar; vouwbaar

Verwandte Wörter für "snoer":


Wiktionary Übersetzungen für snoer:


Cross Translation:
FromToVia
snoer aglutinante binder — something that is used to bind things together
snoer cuerda cordetortis fait ordinairement de chanvre et quelquefois de coton, de laine, de soie, d’écorce d’arbres, de poil, de crin, de jonc et d’autres matières pliantes et flexibles.

snoer form of snoeren:

snoeren Verb (snoer, snoert, snoerde, snoerden, gesnoerd)

  1. snoeren
    atar

Konjugationen für snoeren:

o.t.t.
  1. snoer
  2. snoert
  3. snoert
  4. snoeren
  5. snoeren
  6. snoeren
o.v.t.
  1. snoerde
  2. snoerde
  3. snoerde
  4. snoerden
  5. snoerden
  6. snoerden
v.t.t.
  1. heb gesnoerd
  2. hebt gesnoerd
  3. heeft gesnoerd
  4. hebben gesnoerd
  5. hebben gesnoerd
  6. hebben gesnoerd
v.v.t.
  1. had gesnoerd
  2. had gesnoerd
  3. had gesnoerd
  4. hadden gesnoerd
  5. hadden gesnoerd
  6. hadden gesnoerd
o.t.t.t.
  1. zal snoeren
  2. zult snoeren
  3. zal snoeren
  4. zullen snoeren
  5. zullen snoeren
  6. zullen snoeren
o.v.t.t.
  1. zou snoeren
  2. zou snoeren
  3. zou snoeren
  4. zouden snoeren
  5. zouden snoeren
  6. zouden snoeren
en verder
  1. ben gesnoerd
  2. bent gesnoerd
  3. is gesnoerd
  4. zijn gesnoerd
  5. zijn gesnoerd
  6. zijn gesnoerd
diversen
  1. snoer!
  2. snoert!
  3. gesnoerd
  4. snoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

snoeren [de ~] Nomen, Plural

  1. de snoeren (koorden)
    la cuerdas; el cordones
  2. de snoeren (elektriciteitssnoeren)
    el cables; el flexibles

Übersetzung Matrix für snoeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
atar aanhechten; aanknopen; vasthechten
cables elektriciteitssnoeren; snoeren
cordones koorden; snoeren dikke koorden; touwen
cuerdas koorden; snoeren besnaringen; dikke koorden; draden; snaren; touwen
flexibles elektriciteitssnoeren; snoeren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
atar snoeren aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenbinden; aanhechten; aanlijnen; afbinden; afsnoeren; bevestigen; binden; detineren; dichtbinden; dichtrijgen; dichtsnoeren; gevangenhouden; hechten; hoogbinden; in hechtenis houden; knevelen; knopen; om het lijf binden; ombinden; omhoogbinden; omwinden; onderbinden; opbinden; rijgen; samenbinden; samenbundelen; samenknopen; strikken; toebinden; toesnoeren; vastbinden; vasthouden; vastknopen; vastmaken; vastsjorren; verankeren; verbinden

Verwandte Wörter für "snoeren":