Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. differentiëren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für differentiëren (Niederländisch) ins Spanisch

differentiëren:

differentiëren Verb (differentieer, differentieert, differentieerde, differentieerden, gedifferentieerd)

  1. differentiëren

Konjugationen für differentiëren:

o.t.t.
  1. differentieer
  2. differentieert
  3. differentieert
  4. differentiëren
  5. differentiëren
  6. differentiëren
o.v.t.
  1. differentieerde
  2. differentieerde
  3. differentieerde
  4. differentieerden
  5. differentieerden
  6. differentieerden
v.t.t.
  1. heb gedifferentieerd
  2. hebt gedifferentieerd
  3. heeft gedifferentieerd
  4. hebben gedifferentieerd
  5. hebben gedifferentieerd
  6. hebben gedifferentieerd
v.v.t.
  1. had gedifferentieerd
  2. had gedifferentieerd
  3. had gedifferentieerd
  4. hadden gedifferentieerd
  5. hadden gedifferentieerd
  6. hadden gedifferentieerd
o.t.t.t.
  1. zal differentiëren
  2. zult differentiëren
  3. zal differentiëren
  4. zullen differentiëren
  5. zullen differentiëren
  6. zullen differentiëren
o.v.t.t.
  1. zou differentiëren
  2. zou differentiëren
  3. zou differentiëren
  4. zouden differentiëren
  5. zouden differentiëren
  6. zouden differentiëren
en verder
  1. is gedifferentieerd
  2. zijn gedifferentieerd
diversen
  1. differentieer!
  2. differentieert!
  3. gedifferentieerd
  4. differentiërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für differentiëren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
diferenciar differentiëren aanschouwen; bekijken; decoreren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; kijken; onderscheid maken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; ridderen; schelen; staren; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden; verschil maken; verschillen; zien
diferenciarse differentiëren aanschouwen; afwijken; bekijken; een ereteken geven; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden; verschillen; zien
distinguir differentiëren aankijken; aanschouwen; bekijken; bemerken; beseffen; doorzien; een ereteken geven; gadeslaan; gewaarworden; horen; inzien; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; kijken; merken; observeren; onderkennen; onderscheid maken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; signaleren; staren; te zien krijgen; tekenen; toeschouwen; turen; typeren; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden; voelen; waarnemen; zien

Wiktionary Übersetzungen für differentiëren:

differentiëren
verb
  1. (overgankelijk) vanuit een homogeen geheel tot verschillende vormen komen

Cross Translation:
FromToVia
differentiëren diferenciar différencierdistinguer par telle ou telle différence.

Computerübersetzung von Drittern: