Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für tjilpen (Niederländisch) ins Spanisch
tjilpen:
-
tjilpen (kwinkeleren; kwetteren)
Konjugationen für tjilpen:
o.t.t.
- tjilp
- tjilpt
- tjilpt
- tjilpen
- tjilpen
- tjilpen
o.v.t.
- tjilpte
- tjilpte
- tjilpte
- tjilpten
- tjilpten
- tjilpten
v.t.t.
- heb getjilpt
- hebt getjilpt
- heeft getjilpt
- hebben getjilpt
- hebben getjilpt
- hebben getjilpt
v.v.t.
- had getjilpt
- had getjilpt
- had getjilpt
- hadden getjilpt
- hadden getjilpt
- hadden getjilpt
o.t.t.t.
- zal tjilpen
- zult tjilpen
- zal tjilpen
- zullen tjilpen
- zullen tjilpen
- zullen tjilpen
o.v.t.t.
- zou tjilpen
- zou tjilpen
- zou tjilpen
- zouden tjilpen
- zouden tjilpen
- zouden tjilpen
en verder
- ben getjilpt
- bent getjilpt
- is getjilpt
- zijn getjilpt
- zijn getjilpt
- zijn getjilpt
diversen
- tjilp!
- tjilpt!
- getjilpt
- tjilpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für tjilpen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
cantar | deuntje; wijsje; zang | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
cantar | kwetteren; kwinkeleren; tjilpen | bemerken; doorslaan; kraaien; kwelen; opmerken; verklappen; verraden; zingen |
garlar | kwetteren; kwinkeleren; tjilpen | |
gorjear | kwetteren; kwinkeleren; tjilpen | kraaien; kwelen |
piar | kwetteren; kwinkeleren; tjilpen | emmeren; knorren; ronken; snorren; zagen |
trinar | kwetteren; kwinkeleren; tjilpen | kwelen; scanderen; zingen |