Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für stinken (Niederländisch) ins Spanisch
stinken:
Konjugationen für stinken:
o.t.t.
- stink
- stinkt
- stinkt
- stinken
- stinken
- stinken
o.v.t.
- stonk
- stonk
- stonk
- stonken
- stonken
- stonken
v.t.t.
- heb gestonken
- hebt gestonken
- heeft gestonken
- hebben gestonken
- hebben gestonken
- hebben gestonken
v.v.t.
- had gestonken
- had gestonken
- had gestonken
- hadden gestonken
- hadden gestonken
- hadden gestonken
o.t.t.t.
- zal stinken
- zult stinken
- zal stinken
- zullen stinken
- zullen stinken
- zullen stinken
o.v.t.t.
- zou stinken
- zou stinken
- zou stinken
- zouden stinken
- zouden stinken
- zouden stinken
en verder
- ben gestonken
- bent gestonken
- is gestonken
- zijn gestonken
- zijn gestonken
- zijn gestonken
diversen
- stink!
- stinkt!
- gestonken
- stinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für stinken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
apestar | een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen | |
oler mal | een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen |
Verwandte Definitionen für "stinken":
Wiktionary Übersetzungen für stinken:
Computerübersetzung von Drittern: