Niederländisch
Detailübersetzungen für aanstoot (Niederländisch) ins Spanisch
aanstoot:
-
de aanstoot (irritatie; ergernis; misnoegen)
la irritación
Übersetzung Matrix für aanstoot:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
irritación | aanstoot; ergernis; irritatie; misnoegen | boosheid; ergernis; gegriefdheid; geprikkeldheid; geraaktheid; hinder; irritatie; knorrigheid; korzeligheid; kregelheid; lichtgeraaktheid; overlast; prikkelbaarheid; verstoordheid; wrevel |
aanstoot form of aanstoten:
-
aanstoten
Konjugationen für aanstoten:
o.t.t.
- stoot aan
- stoot aan
- stoot aan
- stoten aan
- stoten aan
- stoten aan
o.v.t.
- stootte aan
- stootte aan
- stootte aan
- stootten aan
- stootten aan
- stootten aan
v.t.t.
- heb aangestoten
- hebt aangestoten
- heeft aangestoten
- hebben aangestoten
- hebben aangestoten
- hebben aangestoten
v.v.t.
- had aangestoten
- had aangestoten
- had aangestoten
- hadden aangestoten
- hadden aangestoten
- hadden aangestoten
o.t.t.t.
- zal aanstoten
- zult aanstoten
- zal aanstoten
- zullen aanstoten
- zullen aanstoten
- zullen aanstoten
o.v.t.t.
- zou aanstoten
- zou aanstoten
- zou aanstoten
- zouden aanstoten
- zouden aanstoten
- zouden aanstoten
diversen
- stoot aan!
- stoot aan!
- aangestoten
- aanstotende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanstoten:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
beber a la salud de | aanstoten; proosten | |
brindar por uno | aanstoten; proosten | |
empujar | aanstoten; porren | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
beber a la salud de | een toost uitbrengen; toosten | |
chocar con | aanstoten | aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op |
darse contra | aanstoten | |
empujar | aanduwen; aanjagen; aansporen; aanzetten; aanzwiepen; doordouwen; doorzetten; dringen; duwen; een por geven; iemand van de plaats dringen; indrukken; induwen; motiveren; opdrijven; opduwen; opendrukken; openstoten; opjutten; opzwepen; porren; sterk prikkelen; stoten; verdringen; voortbewegen; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; vooruitduwen; wegjagen |