Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. beschutten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für beschutten (Niederländisch) ins Spanisch

beschutten:

beschutten Verb (beschut, beschutte, beschutten, beschut)

  1. beschutten (bescherming bieden; beschermen)
  2. beschutten (beschermen; in bescherming nemen; verdedigen)
  3. beschutten (afdekken; afschermen; beschermen; afschutten)

Konjugationen für beschutten:

o.t.t.
  1. beschut
  2. beschut
  3. beschut
  4. beschutten
  5. beschutten
  6. beschutten
o.v.t.
  1. beschutte
  2. beschutte
  3. beschutte
  4. beschutten
  5. beschutten
  6. beschutten
v.t.t.
  1. heb beschut
  2. hebt beschut
  3. heeft beschut
  4. hebben beschut
  5. hebben beschut
  6. hebben beschut
v.v.t.
  1. had beschut
  2. had beschut
  3. had beschut
  4. hadden beschut
  5. hadden beschut
  6. hadden beschut
o.t.t.t.
  1. zal beschutten
  2. zult beschutten
  3. zal beschutten
  4. zullen beschutten
  5. zullen beschutten
  6. zullen beschutten
o.v.t.t.
  1. zou beschutten
  2. zou beschutten
  3. zou beschutten
  4. zouden beschutten
  5. zouden beschutten
  6. zouden beschutten
diversen
  1. beschut!
  2. beschut!
  3. beschut
  4. beschuttend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für beschutten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cubrir bedekken; beslaan; indekken
defender afweren; verdedigen; verweren; weren
tapar afstoppen; stoppen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abrigar afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten koesteren
camuflar afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten
cercar afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; insluiten; neppen; omcirkelen; omleggen; omlijnen; omranden; omsingelen; omsluiten
cubrir afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten afdekken; bedekken; bekleden; bemantelen; bijsluiten; bijvoegen; blinderen; dekken; dichtgooien; draperen; gladstrijken; hullen; inhullen; insluiten; maskeren; met stof behangen; omhullen; omvatten; overdekken; overheen trekken; overkappen; overtrekken; overwelven; stofferen; strijken; toestoppen; toevoegen; van bekleding voorzien; verhullen; versluieren
defender beschermen; beschutten; in bescherming nemen; verdedigen afweren; bemerken; bepleiten; opmerken; pleiten; protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; van mening zijn; verdedigen; verweren; verzetten; voorstaan; waken; waken over; weren
defensar beschermen; bescherming bieden; beschutten
disimular beschermen; bescherming bieden; beschutten achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontveinzen; ontvreemden; pikken; stelen; verbergen; verbloemen; verdonkeremanen; verduisteren; verheimelijken; verstoppen; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken; wegstoppen
encerrar afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten aanhouden; arresteren; beknotten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; dicht maken; gevangennemen; in elkaar grijpen; in hechtenis nemen; indammen; ineengrijpen; ineensluiten; inkapselen; inperken; inrekenen; insluiten; limiteren; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; omvatten; opbergen; oppakken; opsluiten; toevoegen; vastzetten; vatten; wegbergen; wegsluiten
encubrir afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten achterhouden; bagatelliseren; bedekken; bemantelen; camoufleren; gestolen goed verkopen; gezond maken; helen; hullen; in omgeving op laten gaan; inhullen; maskeren; omhullen; verbloemen; vergoelijken; verhelen; verhullen; versluieren; verzwijgen
esconder beschermen; bescherming bieden; beschutten achterhouden; bedekken; bemantelen; hullen; iemand van de plaats dringen; inhullen; maskeren; omhullen; verbergen; verdringen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verschuilen; versluieren; verstoppen; wegsteken; wegstoppen
guardar afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; bescherming bieden; beschutten achterhouden; afsluiten; afzonderen; apart zetten; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bewaken; bewaren; conserveren; deponeren; dichtdoen; geen afstand doen van; hamsteren; hoeden; houden; in veiligheid brengen; inhouden; instandhouden; isoleren; niet laten gaan; opbergen; oppotten; opslaan; opzij leggen; potten; sluiten; surveilleren; thuishouden; toedoen; toekijken; toemaken; toezicht houden; toezien; toezien op; vasthouden; wegbergen; wegsluiten; wegsteken; wegstoppen
proteger afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; bescherming bieden; beschutten; in bescherming nemen; verdedigen behoeden; behouden; beschermen; beveiligen; bewaren; hoeden; in bescherming nemen; inchecken; protegeren; waken; waken over
salvaguardar beschermen; beschutten; in bescherming nemen; verdedigen hoeden
tapar afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten bedekken; bekleden; camoufleren; dichtdoen; dichten; dichtgooien; dichtmaken; dichtslaan; dichtstoppen; dichtwerpen; gaten stoppen; in omgeving op laten gaan; overtrekken; sluiten; stoppen; toedoen; toestoppen; toetrekken
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cubrir bedekken; met iets bestrijken

Wiktionary Übersetzungen für beschutten:

beschutten
verb
  1. beschermen, met name tegen weer en wind

Cross Translation:
FromToVia
beschutten proteger; abrigar abriter — mettre à l'abri