Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für vergunnen (Niederländisch) ins Spanisch
vergunnen:
-
vergunnen (verlenen; toekennen)
-
vergunnen (inwilligen; toestaan)
otorgar; admitir; aceptar; acceder a; cumplir con-
otorgar Verb
-
admitir Verb
-
aceptar Verb
-
acceder a Verb
-
cumplir con Verb
-
-
vergunnen (autoriseren)
-
vergunnen (toestaan; laten; permitteren; toelaten; duren; toestemmen; goedkeuren; gunnen; inwilligen; dulden; goedvinden)
Konjugationen für vergunnen:
o.t.t.
- vergun
- vergunt
- vergunt
- vergunnen
- vergunnen
- vergunnen
o.v.t.
- vergunde
- vergunde
- vergunde
- vergunden
- vergunden
- vergunden
v.t.t.
- heb vergund
- hebt vergund
- heeft vergund
- hebben vergund
- hebben vergund
- hebben vergund
v.v.t.
- had vergund
- had vergund
- had vergund
- hadden vergund
- hadden vergund
- hadden vergund
o.t.t.t.
- zal vergunnen
- zult vergunnen
- zal vergunnen
- zullen vergunnen
- zullen vergunnen
- zullen vergunnen
o.v.t.t.
- zou vergunnen
- zou vergunnen
- zou vergunnen
- zouden vergunnen
- zouden vergunnen
- zouden vergunnen
diversen
- vergun!
- vergunt!
- vergund
- vergunnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze